Skip to Content
📄 2.7 Eenvoudiger uitvoering en inkoop, minder administratieve lasten en aanpak negatieve effecten marktwerking

2.7 Eenvoudiger uitvoering en inkoop, minder administratieve lasten en aanpak negatieve effecten marktwerking


1

2.7.0 Opgave:

Tijd en aandacht moeten primair uitgaan naar het daadwerkelijk verlenen van jeugdhulp. Hiervoor is het nodig dat de uitvoering en inkoop worden vereenvoudigd en negatieve effecten van marktwerking worden aangepakt. Natuurlijk moet er oog zijn voor de lokale situatie, maar heel veel aspecten in de uitvoering staan uniforme taal en aanpak in de regio of zelfs in het land toe conform de landelijk overeengekomen standaarden. We werken daarom toe naar vormen van contractering en partnerschap die in lijn liggen met de doelen en waarden uit de Jeugdwet en deze agenda. Wij noemen deze beweging het wenkend perspectief van waardegericht contracteren en partnerschap. Door de waarden en doelen vanuit breed maatschappelijk landelijk perspectief te benaderen en meer te verbinden met de wijze van contractering en partnerschap zullen er andere keuzes worden gemaakt. Keuzes als het gaat over registratie, over de duur van contracten, over de inzet van bekostigingsvarianten, over de uitwerking van het opdrachtgever- en opdrachtnemerschap, over kaders en handelingsruimte voor professionals, tariefdiscussies, etc. We zien namelijk in de praktijk dat een grote versnippering is ontstaan die niet helpend is om de doelen van de Jeugdwet te realiseren. 

2

We gaan de inkoop van jeugdhulp verdergaand vereenvoudigen. Daarnaast zetten we in op een landelijke, niet-vrijblijvende en vergaande standaardisatie van contracten, contractmanagement en verantwoordingswijze. De prioriteit zal daarbij liggen bij jeugdhulp die straks verplicht regionaal en landelijk zal worden ingekocht, omdat daar sprake is van meerdere gemeenten en meerdere aanbieders en het negatieve effect van de versnippering daar het grootst is. Zodoende willen we bijdragen aan de beschikbaarheid van hulp aan kinderen die in (zeer) kwetsbare situaties verkeren. We nemen tot slot maatregelen om de negatieven kanten van de marktwerking te verminderen door onder meer zwaardere eisen te stellen aan de governance en financiële bedrijfsvoering van aanbieders en met de amvb Reële prijzen Jeugdwet wordt bijgedragen aan tariefdifferentie. 

3

De aanpak van bovenstaande opgave zal veel vragen van gemeenten, instellingen en professionals en vergt de nodige (doorloop-) tijd voordat de daadwerkelijk beoogde eenvoud is bereikt. Dit komt onder meer omdat vanaf 2015 op de verschillende plekken in het land de contracten naar eigen inzicht vorm werden gegeven en daar nu de geldende praktijk uit voort is gekomen. Bovendien kennen diverse contracten een lange doorlooptijd die zal moeten worden gerespecteerd. En tenslotte vergt dit stevige vormen van instrumentatie en ondersteuning. Met de agenda willen we enerzijds de ruimte voor innovatie en maatwerk op de inhoud en de verbinding naar het brede sociaal domein zoveel mogelijk in stand houden en anderzijds zorgen dat tijd en aandacht primair uitgaan naar het daadwerkelijk verlenen van jeugdhulp. We realiseren ons dat dit het zoeken van een optimum inhoudt.

4

Bij afspraak 2.7.1. zetten we uiteen hoe dit perspectief eruitziet. Deze inzet sluit naadloos aan op de afspraken over regionale samenwerking en landelijke contractering. Omdat dit de nodige (doorloop-) tijd kent, nemen we daar waar mogelijk in de tussentijd al diverse maatregelen om te komen tot meer eenvoud en minder administratieve lasten. Deze maatregelen worden vanaf de ondertekening van de agenda reeds opgepakt en zijn uitgewerkt vanaf afspraak 2.7.2. 

5

2.7.1 Standaardisatie van regionale en landelijke inkoop

Gemeenten, aanbieders en het Rijk gaan de uitvoering van de regionale en landelijke inkoop optimaliseren door de maatregelen uit paragraaf 2.6 (‘Verbeteren regionale samenwerking en landelijke contractering specialistische zorg’) aan te vullen met afspraken over standaardisatie van jeugdzorg. Deze standaardisatie van inkoop, kwaliteit en administratie geldt voor alle vormen van zorg voor jeugdigen die gemeenten op grond van de (nog vast te stellen) ministeriële regeling onder het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen op regionaal of landelijk niveau zullen inkopen. Over deze regeling en het moment van inwerkingtreding worden in een volgende fase (2023) afspraken gemaakt met gemeenten en aanbieders. Aansluitend op de regeling stellen gemeenten, aanbieders en het Rijk in 2023 een meerjarig projectplan op met streefdata voor de nadere uitwerking en implementatie van onderstaande afspraken. Daarbinnen is te borgen dat gemeenten voldoende tijd hebben om te migreren naar de gewenste situatie en ruimte houden voor de verbinding van de jeugdhulp met het brede sociaal domein.

6

Afspraken: 

  1. VNG en vertegenwoordigers van vertegenwoordigers van jeugdzorgaanbieders stellen allereerst samen met het Rijk in een ministeriële regeling uniforme product- en dienstomschrijvingen vast voor de zorgvormen die op regionaal en landelijk niveau zullen moeten worden ingekocht. Inzet daarbij is een minimalisatie van het aantal productcodes. De ervaringen en inhoudelijke deskundigheid van professionals worden hierbij gebruikt om voorstellen aan te toetsen als ware een ‘professional-toets’.
  2. VNG en vertegenwoordigers van jeugdzorgaanbieders maken parallel aan de vorige stap met het Rijk een landelijk geleidende uniforme en standaardwijze van inkoop, contractering en administratieve afhandeling en verantwoordingseisen ten aanzien van de producten en diensten die op grond van de ministeriële regeling met zorgvormen op regionaal of landelijk niveau zullen moeten worden ingekocht. Voor de jeugdhulpvormen die landelijk ingekocht worden geldt uiteraard dat VNG, aanbieders en het Rijk deze standaardisatie landelijk uitwerken.
  3. Partijen die betrokken zijn bij de werkstructuur in 2.5.2 (zie paragraaf 2.5: ‘Kwaliteitsverbetering en blijvend leren’) stellen minimale kwaliteitscriteria voor de zorg op. Deze kwaliteitscriteria zijn van toepassing op de zorgvormen die in de ministeriële regeling zijn opgenomen. Het organisatieonderdeel van de aanbieder dat de betreffende zorg biedt moet voldoen aan deze kwaliteitscriteria. In het verlengde hiervan onderzoeken VNG, jeugdzorgaanbieders en het Rijk of het in de rede ligt om waar mogelijk aan te sluiten bij het systeem dat geldt voor de aanbieders van Zvw- en Wlz-zorg (vergunningsplicht op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders en plicht om aan kwaliteitstandaarden te voldoen op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg).
  4. Nadat de productomschrijvingen, dienstomschrijvingen en kwaliteitscriteria onder b en c zijn opgesteld, gaat een onafhankelijke landelijke organisatie mede op basis daarvan landelijke tarvieven uitwerken. Daarop vooruitlopend zal de amvb reële prijzen Jeugdwet stimuleren dat gemeenten en aanbieders hun prijzen opbouwen met gebruik van de in de amvb bepaalde kostprijselementen en zodoende bijdragen aan tariefdifferentiatie. Gemeenten en jeugdzorgaanbieders spreken af dat de tarieven worden geïndexeerd zoals afgesproken in de contractstandaarden Jeugd. Gemeenten en jeugdzorgaanbieders gaan gezamenlijk onderzoeken of er tot de tijd dat er maximumtarieven zijn vastgesteld een vereenvoudiging kan plaatsvinden van kostprijsonderzoeken zodat de administratieve lasten voor gemeenten en jeugdzorgaanbieders wordt verminderd. 
  5. In samenhang met de kwaliteitscriteria onder c worden triage- en verwijscriteria ontwikkeld voor producten en diensten onder b. Op grond van deze criteria kunnen verwijzers bepalen in welke situatie zij een zorgvorm inzetten. Hierbij is de inbreng van professionals leidend en worden ook ervaringsdeskundigen betrokken (zie paragraaf 2.3 over lokale teams en toegang). 

7

Ter ondersteuning en/of invulling van de bovengenoemde vijf lijnen - die gepaard gaan met een zorgvuldig ingroeipad en ruimte bieden voor maatwerk en de verbinding naar het sociaal domein – gaan we ook aan de slag met onderstaande maatregelen.

8

2.7.2 Verdergaande standaardisatie van contracten en contractmanagement

De genoemde standaardisatie onder 2.7.1. geven we in de komende jaren onder andere invulling door landelijk de volgende stappen te zetten die zich niet beperken tot de regionaal en landelijk ingekochte jeugdzorg, maar ook deels lokaal ingekochte jeugdzorg kunnen omvatten:

  1. Voor de zogeheten niet-kernbedingen in contracten, zoals geschiktheids- en certificeringseisen en bedrijfsaan-sprakelijkheidsverzekering, zijn landelijke standaarden in ontwikkeling en door de VNG in haar ALV van 2 december 2022 vastgesteld. Gemeenten en aanbieders committeren zich aan het gebruik van deze standaarden, zowel voor het jeugddomein als voor maatschappelijke ondersteuning;
  2. Nu de niet-kernbedingen zijn gestandaardiseerd maken gemeenten en aanbieders met ondersteuning van het Rijk stap voor stap werk van het landelijk standaardiseren van de zogeheten kernbedingen in contracten. Prioriteit is het harmoniseren van verantwoordingseisen waarbij er tevens op wordt ingezet dat deze van afdoende abstractieniveau zijn (geen microsturing op casusniveau) om de administratieve lasten maximaal te verminderen;
  3. Dit moet gebeuren in samenhang met een fundamentele minimalisatie van het huidige aantal van 3.800 productcodes. Partijen spreken af tot het landelijk vaststellen van een set aan productcodes;
  4. Het Rijk legt vervolgens de (reeds) ontwikkelde contractstandaarden vast in wetgeving; 
  5. De implementatie van deze standaarden door gemeenten wordt vanaf 2023 gemonitord door het Ketenbureau, in opdracht van de stuurgroep i-Sociaal Domein waar het Rijk, VNG en zorgaanbieders lid van zijn. Voor de onder a) genoemde standaarden inzake niet-kernbedingen is hiervoor reeds een dashboard ontwikkeld. Dit dashboard wordt uitgebreid naarmate de standaarden zich verder ontwikkelen. Het Ketenbureau speelt een actieve rol in het implementeren van deze standaarden onder gemeenten en rapporteert aan de stuurgroep i-Sociaal Domein over de voortgang. Indien standaardisatie is vastgelegd in wetgeving en deze niet na het expireren van bestaande overeenkomst wordt opgevolgd zal het Rijk gemeenten of Jeugdregio’s aanspreken in het kader van interbestuurlijk toezicht. Wat betreft contractering van jeugdzorg blijft de inzet van gemeenten en aanbieders dat wordt gestreefd naar langjarige contracten en partnerschap met aanbieders die in staat zijn de vernieuwing te realiseren die met de agenda wordt nagestreefd.
     
9

2.7.3 Verminderen administratieve lasten voor professionals: Tijdschrijven en microsturing stoppen

Professionals zijn veel uren per week kwijt aan verantwoordingsadministratie en dit is niet acceptabel. 

  1. Om die reden hebben het Rijk, VNG, Jeugdzorg Nederland, de FNV en het CNV in juni 2020 het convenant ‘Stoppen met tijdschrijven voor jeugd en opvoedhulp, jeugdbescherming en reclassering’ ondertekend. De afspraken uit het convenant moeten vanaf 2023 landen in nieuwe contracten die gemeenten met aanbieders afsluiten. Als contractpartners daartoe wederzijds bereid zijn, kunnen zij ook bestaande contracten aanpassen. 
  2. Bovengenoemde afspraken over vergaande standaardisatie gaan ook helpen om het vermijdbaar tijdschrijven terug te dringen. Professionals worden door gemeenten, aanbieders en het Rijk bij de uitwerking van deze afspraken betrokken.
  3. Zowel gemeenten als aanbieders onderschrijven het belang microsturing ten algemene te vermijden. Zeker waar het gaat op casusniveau: de beschikking dient de rechtspositie van de cliënt te beschermen en is geen financieel sturingsinstrument. 
10

2.7.4 Vereenvoudiging inkoop door te blijven investeren in kennis en leren en ontwikkelen

Gemeenten, aanbieders en het Rijk investeren in het verbeteren van partnerschap tussen gemeenten en aanbieders bij de inkoop van jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning. De totstandkoming van een goede en op vertrouwen gebaseerde dialoog over de regiovisie, het benodigde zorglandschap, kwaliteit, continuïteit en (Financiële) verantwoording is cruciaal voor de inperking van uitvoeringslasten. We spreken af dat het Ketenbureau gedurende de looptijd van de Hervormingsagenda dit proces blijft ondersteunen via het delen van kennis, expertise en waar nodig bemiddeling.

11

2.7.5 Verdergaande onderzoek naar merites van de taakgerichte variant

Van de drie uitvoeringsvarianten voor de inkoop van jeugdzorg lijkt de taakgerichte variant naar huidig inzicht gepaard te gaan met de laagste administratieve lasten (mits standaarden gelden voor contracten tussen hoofd- en onderaannemers en administratieve afhandeling). Ook biedt deze variant op het oog meer mogelijkheden voor een lange-termijnpartnerschap tussen gemeenten en aanbieders, waarbij wordt aangenomen dat gemeenten beter kunnen sturen op kwaliteit en zorggebruik. Aan de basis van de taakgerichte variant liggen vooraf overeengekomen afspraken over budget en bekostiging ten grondslag, gekoppeld aan outcome-gerichte verantwoording. Er zijn echter ook vragen over hoe het hoofd- en onderaannemerschap wordt vormgegeven en de effecten van deze variant op de vrijgevestigde professionals alsmede hoe in deze variant de rechtsbescherming van de cliënt (afgeven beschikking) goed wordt geborgd. Omdat de potentiële meerwaarde van deze variant sterk afhankelijk is van de manier van toepassen, onderzoeken gemeenten, aanbieders en het Rijk de merites van de taakgerichte variant door in 2023 een business case te laten opstellen en de uitkomsten daarvan te wegen ten opzichte van de andere varianten. Hierbij wordt onder andere gebruik gemaakt van de ervaringen met taakgericht werken van zowel gemeenten als aanbieders. Expliciete aandacht voor vrijgevestigde aanbieders is hierbij van belang. Dit alles laat onverlet dat gemeenten gebruik kunnen maken van de twee andere varianten.

12

2.7.6 Naleving

De jeugdzorg – zeker voor de meest kwetsbare groepen â€“ moet beter worden georganiseerd en beschikbaarheid ervan moet beter geborgd worden. Dit is primair de verantwoordelijkheid van (netwerken van) zorgaanbieders, (samenwerkende) gemeenten en het Rijk vanuit haar stelselverantwoordelijkheid. Hierbij geldt het motto: lokaal wat kan en ten minste regionaal wat moet.
Daartoe maken aanbieders en gemeenten in goed overleg samenwerkingsafspraken in de regio, waaraan individuele partijen over en weer gebonden zijn. De vrijblijvendheid voorbij. Daarbij maken partijen gebruik van de administratieve standaarden zoals beschreven in paragrafen 2.7.1, 2.7.2 en 2.7.7. De opvolging van de afspraken in voornoemde paragrafen maakt deel uit van de brede voortgangsmonitoring van de Hervormingsagenda.

Geschillencommissie sociaal domein

Gemeenten en aanbieders kunnen voor geschillen over de inkoop van jeugdzorg terecht bij de geschillencommissie Sociaal Domein.65 Deze is bij uitstek bedoeld om in geval van individuele geschillen uitspraak te doen zodat een gang naar de rechter niet nodig is. De commissie baseert haar uitspraak op bestaande wet- en regelgeving. Partijen moeten aantonen contact te hebben gehad om te komen tot een minnelijke schikking voordat zij een geschil aanhangig maken. De leden van de commissie worden benoemd door de VNG en brancheorganisaties (Jeugd en Wmo), met ondersteuning van Stichting de geschillencommissie.66  De commissie doet bindende uitspraken en publiceert deze geanonimiseerd op haar website. De geschillencommissie is gestart op 17 april 2023. 

Jeugdautoriteit (JA)/Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) 

Stelselonderzoek: Het stelselonderzoek is breed van opzet en signaleert trends, ontwikkelingen en kenmerken in het jeugdstelsel, die effect hebben op de beschikbaarheid van verschillende vormen van jeugdzorg. Dan gaat het met name om de ontwikkelingen in het aanbod van en vraag naar jeugdzorg, de aansluiting van het aanbod op de vraag en de wijze van totstandkoming van overeenkomsten, uitgaande van de (toekomstige) wet- en regelgeving (zoals bepalingen omtrent regionale samenwerking en contractstandaarden alsook de amvb reële prijzen). Daarbij zal de NZa ook aandacht besteden aan (regionale) verschillen en waaraan de verschillen zijn toe te schrijven. De resultaten van het stelselonderzoek zijn openbaar en kunnen op die wijze bijdragen aan een goed inkoopproces en de beschikbaarheid van jeugdzorg. Aanbieders en gemeenten (inclusief gemeenteraden) kunnen deze gebruiken bij oplossen van inkoopgeschillen en voor het bepalen van de landelijk in te kopen zorgvormen. Indien in het kader van het stelselonderzoek zorgen ontstaan over de wijze waarop een gemeente of Jeugdregio invulling geeft aan haar verplichtingen op grond van de Jeugdwet, kan de NZa daarover een signaal afgeven aan het ministerie van VWS en/of JenV, waarna de bewindspersonen interbestuurlijk toezicht kunnen inzetten.

Vroegsignalering: Als risico’s ontstaan ten aanzien van de continuïteit van gespecialiseerde jeugdzorg, bijvoorbeeld als gevolg van een gebrekkige capaciteit en samenwerking, het niet hanteren van contractstandaarden of reële tarieven, dan kan in het kader van vroegsignalering de hulp van  de Jeugdautoriteit/NZa worden ingeroepen. Om haar  taak van vroegsignalering waar te maken, breidt de NZa het bestaande meldpunt uit, zodat ook zorgen over de beschikbaarheid van jeugdzorg kunnen worden gemeld. Een ieder kan een melding bij de NZa doen. De NZa stelt vervolgens vast of de melding valt onder de reikwijdte  van de vroegsignaleringstaak. De JA/NZa kan in geval van continuïteitsrisico’s bemiddelen en partijen stimuleren tot afspraken te komen. Als het risico voor de beschikbaarheid blijft bestaan, geeft de NZa zo nodig een signaal af aan het Rijk, waarbij aandacht wordt besteed aan de rol van de (samenwerkende)gemeenten en aanbieder(s). 

Totdat de ‘Wet Verbetering Beschikbaarheid’ is ingevoerd, voert de Jeugdautoriteit (JA) stelselonderzoek uit en voert in het kader van vroegsignalering een landelijk dekkend Early Warning System in. Hierin werkt de JA al nauw samen met de NZa. Daarnaast gaat de NZa toezicht houden op de transparante financiële bedrijfsvoering en openbare jaarver-antwoording bij aanbieders en gecertificeerde instellingen. Ook dit draagt bij aan de continuïteit van jeugdzorg.

Toezicht Rijk

Indien gemeenten of regio’s in gebreke blijven bij het realiseren van toereikend specialistisch aanbod, zet het Rijk stappen op de escalatieladder van het interbestuurlijk toezicht. Dat kan aangrijpen op regioniveau of individuele gemeenten. 

 

13

2.7.7 Handreiking over tarieven en amvb reële prijzen Jeugdwet

  1. In het kader van het convenant ‘Bevorderen continuïteit jeugdhulp’ hebben VNG, BGZJ, VWS, JenV en de Jeugdautoriteit in juli 2021 de ‘Handreiking goede gesprek over tarieven’ opgesteld. Convenantpartijen roepen aanbieders en gemeenten op om voldoende ruimte te bieden om het goede gesprek met elkaar te voeren over de opbouw en totstandkoming van tarieven. In de handreiking staan onder andere aandachtspunten die betrekking hebben op de mogelijkheid en mate van tariefdifferentiatie, oftewel dat aanbieders conform zwaarte van zorg worden betaald. Voor de verfijning van de handreiking en de ontwikkeling van andere handvatten voor tarieven wordt op dit moment een kennis- en informatiepunt ingericht;
  2. Het Rijk wil dat gemeenten en aanbieders prijzen transparanter maken door het werken met kostprijselementen voor te schrijven. Op deze manier dragen we ook bij aan tariefdifferentiatie. Daartoe dient het Rijk in 2023 de amvb ‘Reële prijzen Jeugdwet’ in bij de Tweede Kamer.
14

2.7.8 Verkenning verdergaande vereenvoudiging aanbesteding en beperking inkoopmethode open house 

Het Rijk verkent in 2023-2024 of en hoe de EU-aanbestedingsregelgeving aangepast dan wel zo ingeregeld kan worden dat het aanbesteden van zorg zo eenvoudig mogelijk kan. Rijk en VNG stimuleren in de tussentijd gemeenten het gebruik van de handreiking SAS zonder EMVI. Sinds de invoering van de wet Maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015 kunnen gemeenten bij het aanbesteden van jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning gemakkelijker gebruikmaken van het zogenoemde 'verlichte regime'. Daarnaast verkent het Rijk in 2023 of de inkoopmethode open house zoals wordt vermoed nadelig is bij het nastreven van de doelstellingen van deze agenda. Indien dat zo is zal zij in 2024 nagaan of het (mede gelet op het bepaalde in 2.7.8) opportuun is deze methode uitsluitend onder voorwaarden resp. in bijzondere omstandigheden toe te passen en de wettelijke mogelijkheden daartoe te verkennen. Het lijkt alsof deze methode in de praktijk leidt tot de entree van een grote hoeveelheid aanbieders waarop gemeenten nauwelijks kunnen sturen (zie ook 2.7.8). 

15

2.7.9 Versterking governance van het stelsel en bedrijfsvoering van aanbieders

In de praktijk zien we een groei van het aantal aanbieders waarbij gemeenten moeite hebben te sturen op het zorgaanbod en de borging van de kwaliteit. Ook zijn er signalen dat verdere professionalisering in de bedrijfsvoering van aanbieders nodig is. 

16Onderstaande afspraken moeten bijdragen om deze negatieve effecten van marktwerking aan te pakken:
17

1 Norm voor Opdrachtnemerschap

Gemeenten hebben in 2020 een Norm voor opdrachtgeverschap opgesteld. Gemeenten erkennen hiermee dat op onderdelen regionale en bovenregionale samenwerking essentieel is voor:
• de beschikbaarheid van de benodigde zorgfuncties,
• een zorgvuldige transformatie van het zorglandschap en
• verminderde bureaucratie
Aanbieders stellen aansluitend hieraan in 2023 een Norm voor Opdrachtnemerschap op. Hierin staat onder meer dat aanbieders zich verplicht conformeren aan de Governance Code Zorg. Ook is hierin aandacht voor uitvoeringslasten die aanbieders zelf creëren en adequate archivering. Daarnaast wordt de rol van aanbieders ten aanzien van regio’s versterkt en verduidelijkt. In samenwerking met aanbieders verkennen gemeenten en het Rijk in 2023 hoe zij aanbieders kunnen ondersteunen bij de implementatie van deze Norm voor Opdrachtnemerschap.

18

2 Versterking financiële bedrijfsvoering jeugdzorgaanbieders en gecertificeerde instellingen

Het Rijk heeft in het wetsvoorstel ‘Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen’ verplichtingen opgenomen ten aanzien van de bestuursstructuur en de financiële bedrijfsvoering van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen.
Om meer inzicht te krijgen in de werking van het stelsel en collectief en lokaal te kunnen sturen op de beschikbaarheid van zorg voor jeugdigen bestaat bovendien behoefte aan een onafhankelijke autoriteit die:

  1. Inzicht heeft in de ontwikkeling van de beschikbaarheid van zorg op het gehele terrein van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering door het doen van stelselonderzoek. 
  2. Risico’s voor de beschikbaarheid van specialistische zorg voor jeugdigen eerder signaleert.
  3. Toezicht houdt op de naleving van de verplichtingen die gaan gelden voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen tot het voeren van een transparante financiële bedrijfsvoering en tot het realiseren van een openbare jaarverantwoording.
19Het Rijk zal deze taken positioneren bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
Dit wordt geregeld met het wetsvoorstel ‘Wet taken zorgautoriteit op Jeugdwet-terrein dat zal worden samengevoegd met het wetsvoorstel ‘Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen’ en in 2023 door het Rijk zal worden ingediend bij de Tweede Kamer.
20

3 Aanpak niet integere jeugdhulpaanbieders en voorwaarden winstuitkeringen

Met het wetsvoorstel ‘Wet integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders’ introduceert het Rijk normen om tegenstrijdige belangen te voorkomen en te waarborgen dat er sprake is van normale marktvoorwaarden. Ook creëert het Rijk de mogelijkheid om bij risico’s voor de betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van jeugdhulp voor bij amvb aan jeugdhulpaanbieders voorwaarden te stellen aan het uitkeren van winst. Dit wetsvoorstel is op 21 oktober 2022 gepubliceerd voor internetconsultatie en zal naar verwachting in 2023 worden ingediend bij de Tweede Kamer. Ambitie is om het wetsvoorstel per 1 januari 2025 van kracht te laten zijn. 

21

4 Rechtmatige uitvoering door aanbieders

Landelijk organiseert de VNG in 2023-2024 samen met het Rijk en aanbieders een ondersteuningsaanbod om gemeenten te helpen om in hun selectie, contractering en verantwoording te kunnen sturen op een rechtmatige uitvoering door aanbieders. Dit sluit aan op de wettelijke initiatieven die hierboven zijn genoemd en moet bijdragen aan het terugdringen van het verkeerd uitvoeren van de contractuele afspraken. Dit varieert van onbewuste fouten tot aan fraude waarbij met opzet de zorg tegen te hoge kosten niet of met een te lage kwaliteit wordt uitgevoerd.


Terug naar hoofdstuk 2