Skip to Content
📄 2.8 Verbeteren inzicht in het functioneren van het jeugdstelsel met data en monitoring

2.8 Verbeteren inzicht in het functioneren van het jeugdstelsel met data en monitoring


1

2.8.0 Opgave:

Voor tijdig (bij)sturen en leren binnen het jeugdstelsel is het essentieel goed zicht te hebben op de ontwikkelingen binnen het stelsel en de inhoudelijke, kwantitatieve en financiële effecten van beleid en best practices. Het is ook belangrijk om te snappen wát er aan jeugdzorg wordt geleverd en aan wíe er jeugdzorg wordt geleverd om politiek en maatschappelijk het gesprek te voeren over wat jeugdzorg moet zijn. Er is op dit moment onvoldoende beschikbare, goede en tijdige data en informatie. In de huidige situatie wordt vanuit meerdere bronnen centrale data over het functioneren van het jeugdstelsel ontsloten. Door knelpunten in enerzijds de zeggingskracht, beschikbaarheid en toegankelijkheid van data(bronnen) en anderzijds het gebruik van data en monitoring, kan echter geen optimaal gebruik worden gemaakt van deze beschikbare data. Zo zijn landelijk dekkende bronnen over aantallen en uitgaven moeilijk te koppelen, onder meer door gebrek aan uniformiteit in gehanteerde indelingen en definities, worden verschillende bronnen niet centraal geanalyseerd en is de herkenbaarheid voor gemeenten in landelijke data onvoldoende. 

2De ambitie is te komen tot betere kwaliteit en beschikbaarheid van data en een betere landelijke integrale monitoring, die inzicht genereert in de werking van het jeugdstelsel over de jaren heen. De monitoring heeft als doel het functioneren van het stelsel in beeld te brengen op de doelen kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid. Daarnaast is het bedoeld om beter zicht te krijgen op de effecten van landelijk, regionaal en gemeentelijk beleid, zodat we op basis van feiten keuzes kunnen maken, we van onszelf en elkaar kunnen leren, beter kunnen bijsturen waar nodig en het stelsel beter beheersbaar kunnen maken. Gezien de verschillende doelen die aan de monitoring worden gesteld, moet worden bekeken of dit met één of meerdere instrumenten te realiseren is. Het gaat bijvoorbeeld zowel om leren als verantwoorden. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van data die reeds verzameld wordt of met minimale administratieve lasten kan worden gegenereerd. De monitoring zal ook recht moeten doen aan de verschillende taken en verantwoordelijkheden van bijvoorbeeld Rijk (stelsel) en gemeenten (uitvoering).
3Mede op basis van een behoefte-inventarisatie [PM link rapport] onder de verschillende partijen in het jeugdveld komen we tot de volgende bestuurlijke afspraken over te nemen maatregelen:
4

2.8.1 Landelijke monitor

Het Rijk committeert zich aan het verbeteren van de landelijke monitoring. Hiertoe verkent het Rijk in 2023 het beleggen van de landelijke monitoring bij een onafhankelijke partij.

5

2.8.2 Vaststellen indicatoren

Het Rijk en VNG committeren zich aan de vaststelling van een set indicatoren die nodig is voor adequate monitoring van het jeugdstelsel. De al in beeld gebrachte indicatoren door de werkgroep data & monitoring zijn hiervoor de basis. Verder wordt wat betreft kwaliteit aansluiting gezocht met de werkorganisatie zoals beschreven in 2.4.2. De set indicatoren wordt begin 2023 in de coördinerende werkgroep (zie hoofdstuk 4 ‘governance en implementatie) verder uitgewerkt en vastgesteld. Doorontwikkeling van de indicatoren vindt vervolgens continu plaats.

6

2.8.3 Verbeterde beschikbaarheid van financiële data met een verfijnde Iv3-indeling

Een eerste stap in het verbeteren van het inzicht in het functioneren van het stelsel is de aanpassing van de indeling van de financiële informatie van gemeenten (Iv3), waaronder de uitgaven aan jeugdzorg, die onlangs is doorgevoerd. Met deze aanpassing is vanaf 2023 voor de jeugdzorg inzicht in twaalf categorieën (taakvelden) in plaats van twee (zie box 1). VWS en BZK zijn in 2022 gestart met het bieden van een structuur om gemeenten te ondersteunen in de overgang naar de nieuwe taakvelden. Zo blijkt de aanpassing in de Iv3-indeling niet voor alle gemeenten even gemakkelijk hanteerbaar (m.n. gemeenten die taakgericht financieren). BZK, VWS en VNG evalueren de eerste uitvraag op basis van de nieuwe indeling om desgewenst te komen tot aanpassingen in de Iv3-indeling in 2023.

7Box 1: Huidige aanpassing Iv3-indeling 
Oud Nieuw
6.2 wijkteams*
- 6.2 toegang en eerstelijnsvoorzieningen*
6.72 Maatwerkdienstverlening 18-
- 6.72a jeugdhulp begeleiding
- 6.72b jeugdhulp behandeling
- 6.72c jeugdhulp dagbesteding
- 6.72d jeugdhulp zonder verblijf overig
- 6.73a pleegzorg
- 6.73b gezinsgericht
- 6.73c jeugdhulp met verblijf overig
- 6.74a jeugdhulp behandeling GGZ zonder verblijf
- 6.74b jeugdhulp crisis / LTA / GGZ-verblijf
- 6.74c gesloten plaatsing
6.82 geëscaleerde zorg 18-
- 6.82a jeugdbescherming
- 6.82b jeugdreclassering
* Niet alleen jeugd maar ook Wmo.
8

2.8.4 Verbinden van databronnen over aantallen en kosten 

Het Rijk en VNG werken samen aan de verbinding van databronnen die in samenhang moeten worden bezien. 

  1. Een eerste verbinding is tussen het Berichtenverkeer en de Beleidsinformatie Jeugd. VWS start in 2023 met de voorbereiding van de wetswijziging voor de wettelijke grondslag om de data uit het Berichtenverkeer centraal te ontsluiten voor het CBS, om hiermee het gebruik van het Berichtenverkeer voor de Beleidsinformatie Jeugd op termijn mogelijk te maken. Het gebruiken van het Berichtenverkeer, in eerste instantie in aanvulling op de huidige uitvraag van de Beleidsinformatie Jeugd bij zorgaanbieders, zal tot een meer gedetailleerd inzicht op landelijk niveau leiden omtrent aantallen en kosten, waardoor meer verdiepende analyses mogelijk zijn. Op termijn zal dit bovendien leiden tot een verlaging van lastendruk bij aanbieders, doordat het CBS bepaalde data dan niet meer bij aanbieders hoeft op te vragen. Door de verbinding van deze twee databronnen neemt ook de herkenbaarheid van landelijke data voor gemeenten en aanbieders toe. 
  2. Tegelijkertijd committeren VNG en aanbieders zich aan de vereiste inspanningen ter verbetering van de kwaliteit van de data uit het Berichtenverkeer, hetgeen een voorwaarde is voor het centraal ontsluiten van deze data. Op ieder van de knelpunten ten aanzien van de kwaliteit van data, zoals met onderzoek door het CBS [PM link rapport] in kaart gebracht , dienen stappen te worden gezet om deze weg te nemen, zoals bijvoorbeeld het uniformeren van productcodes voor zorg . Hierbij zal door VNG en aanbieders ook worden nagedacht over tussenoplossingen als problemen niet meteen kunnen worden weggenomen (bijv. door uitfaseren bestaande afspraken als gevolg van meerjarige contracten). 
  3. Een tweede verbinding is de aansluiting van de Beleidsinformatie Jeugd en Iv3, ofwel het jeugdhulpgebruik dat aanbieders registreren en de kosten hiervoor die gemeenten registreren. Hiertoe verkent het Rijk in 2023, samen met het CBS en de VNG, de mogelijkheden voor een detaillering van de gehanteerde categorieën in de Beleidsinformatie Jeugd. De aansluiting van de twee databronnen vraagt verder om samenhang met de mogelijke aanpassingen in de Iv3-indeling die volgt uit de evaluatie. 
  4. Door de indeling van zorgsoorten (de zorgvormen vs. de taakvelden) in beide databronnen beter op elkaar aan te sluiten kunnen de verschillende bronnen worden vergeleken en kan op termijn de datakwaliteit van beide bronnen worden verbeterd. Daarnaast biedt een detaillering van gehanteerde categorieën in de Beleidsinformatie jeugd meer herkenbaarheid van de data voor gemeenten en aanbieders. 
9

2.8.5 Centrale en integrale data-infrastructuur en een gelijk speelveld 

  1. Het Rijk en VNG borgen een centrale, integrale data-infrastructuur voor het technisch en operationeel kunnen verbinden van landelijk dekkende databronnen met data op persoonsniveau in de jeugdzorg aan databronnen met gegevens over aanpalende domeinen en aan databronnen in de jeugdzorg op lokaal en regionaal niveau. Dit wordt gedaan ten behoeve van een rijker en integraal perspectief op landelijk en regionaal niveau. Thans wordt deze rol vervuld door het CBS. 
  2. Rijk en VNG bespreken in 2023 met het CBS in welke mate het CBS in deze behoeften kan voorzien. 
  3. Daarnaast verkent de VNG in 2023 de behoefte en mogelijkheden voor het faciliteren van gelijke toegang tot microdata en maatwerkverzoeken van het CBS voor alle gemeenten. Dit gebeurt ten behoeve van een gelijk speelveld voor gemeenten en aanbieders, ongeacht grootte en financiële positie van individuele gemeenten. 
10

2.8.6 Een datagedreven stelsel 

VNG en gemeenten committeren zich aan het versterken van expertise en kennis voor datagedreven werken en datagedreven leren bij gemeenten en aanbieders – het duiden en toepassen van data – teneinde van het voeren van beter jeugdbeleid. Hierbij wordt aangesloten bij de Interbestuurlijke Datastrategie (IBDS), de ophanden zijnde VNG Datastrategie en VNG Verenigingsstrategie 2030. Zo veel mogelijk worden de acties om meer datagedreven te gaan werken vanuit deze programma’s ingezet, om de complexiteit van de opgave het hoofd te bieden en data verantwoord in te zetten. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van reeds bestaande wijzen van dataverzameling om de administratieve lastendruk niet te verhogen. Hierbij wordt gedacht aan het efficiënt gebruik en hergebruik van data m.b.t. bijvoorbeeld wachttijden en zorgpaden, maar ook het ondersteunen van gemeenten hoe de data te gebruiken voor het maken en evalueren van beleid(sinterventies). Afspraken en voorzieningen voor het uitwisselen en ontsluiten van data worden op termijn ondergebracht in het federatief datastelsel, zoals genoemd in de IBDS. 


Terug naar hoofdstuk 2