Skip to Content
📄 Hoofdstuk 8. Financiën en verantwoording

Hoofdstuk 8. Financiën en verantwoording

Samenvatting en Duiding van Hoofdstuk 8 (Artikelen 8.1.1 tot 8.4.4) van de Jeugdwet

§ 8.1. Algemeen

  • Artikel 8.1.1 tot 8.1.8: Deze artikelen regelen de verstrekking van een persoonsgebonden budget (PGB) voor jeugdhulp. Ze specificeren de voorwaarden waaronder een PGB wordt toegekend, de verantwoordelijkheden van de ontvangers, en de rol van het college bij het verstrekken en beheren van PGB's. Ook worden de voorwaarden voor het weigeren van een PGB en de verplichtingen van de ontvangers om relevante informatie te verstrekken, beschreven.

§ 8.2. Betaal-, onderzoeks- en informatieplicht

  • Artikel 8.2.1: Dit artikel behandelt de financiële verantwoordelijkheden van gemeenten voor jeugdhulp en de procedures voor het factureren en betalen van jeugdhulp door jeugdhulpaanbieders. Het beschrijft ook de verplichtingen van gemeenten om informatie te verstrekken over hun financiële verantwoordelijkheid en de regels voor de verrekening tussen gemeenten.

§ 8.3. Financiële verantwoording

  • Artikel 8.3.1 en 8.3.2: Deze artikelen gaan over de financiële verantwoording van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Ze moeten hun financiële gegevens, zoals begrotingen en resultatenrekeningen, openbaar maken en bepaalde financiële gegevens verstrekken aan de overheid.

§ 8.4. Verwerking van persoonsgegevens

  • Artikel 8.4.2 tot 8.4.4: Deze artikelen beschrijven de bevoegdheden van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens voor het beheer van PGB's. Ze bepalen de verantwoordelijkheden van de SVB voor het verwerken van persoonsgegevens, inclusief gezondheidsgegevens, en de toepasselijke privacywetgeving.


Wettekst hoofdstuk 8


Geraadpleegd op 06-12-2023.
Geldend van 01-07-2023 t/m heden


§ 8.1. Algemeen

Artikel 8.1.1

1.   Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen, verstrekt het college hun een persoonsgebonden budget dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

2.   Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:

a.   de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

b.   de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten; en

c.   naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.

 

3.   Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

4.   Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren:

a.   voor zover de kosten van het betrekken van de jeugdhulp van derden hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening, of

b.   indien het college eerder toepassing heeft gegeven aan artikel 8.1.4, eerste lid, onderdeel a, d of e.

 

Artikel 8.1.2

1.   De jeugdige en zijn ouders doen aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget.

2.   De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet, indien het college die feiten en omstandigheden kan vaststellen op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens die feiten en omstandigheden kan verkrijgen uit bij regeling van Onze Ministers aan te wijzen administraties.

3.   De jeugdige en zijn ouders zijn verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

Artikel 8.1.3

Het college onderzoekt periodiek of er aanleiding is een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget te heroverwegen.

Artikel 8.1.4

1.   Het college kan een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget herzien dan wel intrekken, indien het college vaststelt dat:

a.   de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid,

b.   de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget zijn aangewezen,

c.   de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten,

d.   de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van het persoonsgebonden budget, of

e.   de jeugdige of zijn ouders het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het bestemd is.

 

2.   Het college bepaalt in de beslissing als bedoeld in het eerste lid het tijdstip waarop de beslissing in werking treedt.

3.   Indien het college een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget met toepassing van het eerste lid, onderdeel a, heeft herzien dan wel ingetrokken, kan het college bij dwangbevel geheel of gedeeltelijk het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget invorderen.

Artikel 8.1.5

1.   Een individuele voorziening in natura wordt aan een jeugdige of een ouder door of namens het college verstrekt. Indien een derde de voorziening in natura levert, komen op de persoon die deze voorziening ontvangt, geen werkgevers- of opdrachtgeversverplichtingen te rusten.

2.   Indien een jeugdige of een ouder een budget ontvangt, worden de betalingen voor de jeugdhulp die de jeugdige of de ouder ontvangen door of namens het college verstrekt.

Artikel 8.1.6

Het college licht de jeugdige en zijn ouder vooraf volledig, objectief en in voor hem begrijpelijke bewoordingen in over de gevolgen van de keuze voor een budget in plaats van een individuele voorziening in natura.

Artikel 8.1.7

Op het budget is titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 8.1.8

1.   De Sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voert namens de colleges de betalingen ten laste van verstrekte budgetten, alsmede het hiermee verbonden budgetbeheer, uit.

2.   Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de Sociale verzekeringsbank de taak, bedoeld in het eerste lid, uitvoert.

3.   Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld over de overeenkomst die de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt sluit met de derde van wie hij jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort, ontvangt en die daarvoor betaling ontvangt uit het persoonsgebonden budget.

§ 8.2. Betaal-, onderzoeks- en informatieplicht

Artikel 8.2.1

1.   Binnen een redelijke termijn informeert een college een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling desgevraagd welk college financieel verantwoordelijk is voor de aan een jeugdige te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering.

2.   Een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling kan de geleverde jeugdhulp of uitgevoerde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering in rekening brengen bij het bij hem of haar op grond van een toekenning of instemming dan wel de verkregen informatie, bedoeld in het eerste lid, bekende college. Dit college betaalt die geleverde jeugdhulp of uitgevoerde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering.

3.   Indien het college, bedoeld in het tweede lid, van mening is niet financieel verantwoordelijk te zijn voor de geleverde jeugdhulp of uitgevoerde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, overlegt het met het volgens het college wel verantwoordelijke college. Indien de uitkomst van dit overleg is dat laatstgenoemd college financieel verantwoordelijk is, vindt tussen de colleges verrekening plaats van de betaalde jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering.

4.   Het college, bedoeld in het tweede lid, informeert de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling indien een ander college financieel verantwoordelijk is voor de desbetreffende jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering.

5.   Bij regeling van Onze Ministers worden nadere regels gesteld over de betaal-, onderzoeks- en informatieplicht, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, waaronder in ieder geval regels over de door colleges uit te voeren controles voorafgaand aan de betaling van jeugdhulp, jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.

§ 8.3. Financiële verantwoording

Artikel 8.3.1

Jeugdhulpaanbieders als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel 1°, en gecertificeerde instellingen stellen overeenkomstig door Onze Ministers te stellen regelen de begroting, de balans en de resultatenrekening alsmede de daarbij behorende toelichting vast en maken deze op door Onze Ministers te bepalen wijze openbaar.

Artikel 8.3.2

Jeugdhulpaanbieders als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel 1°, en gecertificeerde instellingen behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie, verstrekken aan Onze Ministers of aan een bij of krachtens die maatregel aangewezen bestuursorgaan de bij of krachtens die maatregel omschreven gegevens betreffende de exploitatie.

§ 8.4. Verwerking van persoonsgegevens

Artikel 8.4.1

[Vervallen per 28-02-2017]

Artikel 8.4.2

1.   De Sociale verzekeringsbank is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de jeugdige en zijn ouders, waaronder gegevens over gezondheid die noodzakelijk zijn voor het verrichten van betalingen en het budgetbeheer, bedoeld in artikel 8.1.8, voor zover deze op rechtmatige wijze zijn verkregen en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn taak ingevolge deze wet.

2.   De Sociale verzekeringsbank is de verwerkingsverantwoordelijke, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8.4.3

1.   Op de Sociale verzekeringsbank zijn de artikelen 7.2.1 tot en met 7.2.5 van toepassing.

2.   De Sociale verzekeringsbank kan van de artikelen 7.2.2 tot en met 7.2.4 afwijken voor zolang dit noodzakelijk is met betrekking tot spoedeisende gevallen. In zodanig geval is artikel 7.2.5 niet van toepassing.

Artikel 8.4.4

Op de Sociale verzekeringsbank:

a.   zijn de artikelen 5.3.2 tot en met 5.3.5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 van overeenkomstige toepassing;

b.   is artikel 7.3.12 van toepassing.