Skip to Content
📄 2.4 Terugdringen residentiële jeugdhulp: zo thuis mogelijk

2.4 Terugdringen residentiële jeugdhulp: zo thuis mogelijk


1

2.4.0 Opgave:

We zetten in op het voorkomen van residentiële jeugdhulp om te zorgen dat jeugdigen die jeugdhulp nodig hebben ook dan zo thuis mogelijk kunnen opgroeien. Waar residentiële jeugdhulp toch nodig is gaan we deze verder transformeren naar een zo thuis mogelijke, regionaal georganiseerde kleinschalige vorm. Want kleinschaligheid biedt meer kans op een veilig en positief leefklimaat, maatwerk en onvoorwaardelijk wonen.59


Terugdringen en transformeren van residentiële jeugdhulp vergt tijd en investeringen. De opbrengsten zijn weliswaar veelbelovend, maar de omvang en het tempo onzeker. Dit vereist landelijke regie, een adaptieve veranderstrategie met partners en de bereidheid op basis van de realisatie het plan bij te stellen. We zetten een eerste stap met de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp; later in 2023 volgt een aanpak voor het transformeren van de overige vormen van residentiële jeugdhulp.

Om te doen wat nodig is, maken we de volgende bestuurlijke afspraken over te nemen maatregelen: 

2

2.4.1 Uitvoeringsplan af- en ombouw gesloten jeugdhulp

Voor de gesloten jeugdhulp hebben we vooruitlopend op deze Hervormingsagenda een begin gemaakt met de residentiële transformatie door de uitvoering van de specifieke uitkering vastgoedtransitie residentiële jeugdhulp61 (bestemd voor zowel de gesloten jeugdhulp, als voor open driemilieuvoorzieningen) en de Kamerbrief Passende hulp voor jeugdigen die bescherming en veiligheid nodig hebben.62 Onze ambitie is dat alle gesloten jeugdhulp in 2025 kleinschalig en regionaal georganiseerd is en dat we in 2030 zo dichtbij mogelijk nul gesloten plaatsingen zijn. Om die ambitie te realiseren, hebben Rijk en VNG samen met aanbieders van gesloten jeugdhulp een uitvoeringsplan opgesteld dat in februari 2023 aan de Tweede Kamer is aangeboden.63 Met dit uitvoeringsplan nemen Rijk, VNG en Jeugdzorg Nederland landelijke regie op de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid.

3

Afspraken:

  1. De kern van de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp en de opbouw van alternatieven vindt plaats in de regio, in interactie tussen gemeenten, aanbieders, professionals, jongeren(-vertegenwoordigers) en andere betrokken partijen. De 11 coördinerende gemeenten gesloten jeugdhulp updaten halfjaarlijks hun bovenregionale plannen waarin ze de af-, om- en opbouw vormgeven.
  2. Rijk, VNG en gemeenten vragen de Jeugdautoriteit om een periodieke monitor op te zetten met daarin kwantitatieve en kwalitatieve informatie over de ontwikkeling van capaciteit en bezetting van gesloten jeugdhulp en de alternatieven voor de vraag naar deze intensieve jeugdhulp.
  3. VNG en Rijk nemen in samenwerking met Jeugdzorg Nederland het initiatief om de bovenregionale plannen ten minste halfjaarlijks naast elkaar te leggen om te monitoren of de plannen een landelijk dekkend zorgaanbod blijven bieden. Wanneer hier problemen dreigen te ontstaan, faciliteren VNG, Rijk en/of Jeugdzorg Nederland verdiepende regionale gesprekken en/of bespreken zij dit in bestuurlijk overleg.
  4. Rijk (VWS en OCW), VNG en Jeugdzorg Nederland richten in 2023 samen met professionals, jongeren(-vertegenwoordigers) en andere betrokken partijen een landelijke programmaorganisatie in die zich richt op de belangrijkste randvoorwaarden van een goede af- en ombouw: monitoring, financiën, kwaliteit, residentieel onderwijs en het omgaan met vrijheidsbeperkende maatregelen.

4

2.4.2 Financiën transitie onder landelijke regie

In de afgelopen jaren hebben Rijk, gemeenten en aanbieders al veel geïnvesteerd in de af- en ombouw van residentiële jeugdhulp en het creëren van alternatieven. De kern van de financiële keuzes ligt in afspraken tussen gemeenten onderling en tussen gemeenten en aanbieders in de regio’s. Tegelijkertijd zien we dat landelijke regie nodig is, omdat de keuzes in een regio of bij een aanbieder effect hebben op andere gebieden in Nederland. Een zorgvuldige af- en ombouw vereist een bekostiging die rekening houdt met de kosten voor vastgoed-ombouw, leegstand, personeelsontwikkeling en tegenvallers. Door landelijke sturing wordt dit een voorspelbaar en zorgvuldig traject, zodat er geen kinderen tussen de wal en het schip vallen doordat cruciale organisaties omvallen of doordat personeel door te grote onzekerheden vertrekt. Parallel daaraan is transformatie in flankerende domeinen nodig, met name onderwijs, volwassenen-ggz en woonbeleid.

5

Afspraken:

  1. Rijk en gemeenten maken een afspraak over de financiële gevolgen van de transformatie en de frictiekosten, zodat ze de continuïteit van zorg kunnen borgen en de gemeenten en instellingen in staat stellen om de transformatie daadwerkelijk te maken. Deze afspraken maken deel uit van het financieel kader van de Hervormingsagenda
  2. Het gaat hierbij niet alleen om de incidentele frictiekosten die gepaard gaan met het terugbrengen of transformeren van de residentiële capaciteit, maar ook de structurele meer- en minderkosten die gepaard gaan met het voorkomen van residentiële jeugdhulp en de zorg binnen (kleinschalige) alternatieven; 
  3. Gemeenten en instellingen werken op basis van de uitgangspunten van de in voorbereiding zijnde algemene maatregel van bestuur (amvb) ‘Reële prijzen Jeugdwet’ (zie 2.7.6) aan afspraken over passende tarieven voor de kleinschalige voorzieningen; 
  4. Het Rijk geeft in afstemming met VNG en Jeugdzorg Nederland opdracht tot een onafhankelijk verdiepend onderzoek naar de frictiekosten van af- en ombouw van gesloten jeugdhulp op locatieniveau en een raming van de structurele kosten van alternatieven. De drie partijen streven ernaar dit onderzoek voor eind 2023 af te ronden. Mocht dit onderzoek tot nieuwe inzichten leiden dan zullen de uitkomsten hiervan bestuurlijk worden besproken.

6

2.4.3 Investeren in alternatieve zorg mede ter voorkoming van uithuisplaatsing van jeugdigen

Afspraken:

  1. Alle accounthoudende jeugdregio’s en gemeenten investeren met de jeugdhulppartners, waaronder de GI’s, in alternatieve vormen van zorg/hulp om inzet van residentieel verblijf te voorkomen en een succesvolle terugkeer naar huis te bevorderen (zie ook 2.3);
  2. Hierbij valt ook te denken aan de zelfgekozen steunfiguur waarvan de ervaring in een aantal regio’s heeft geleerd dat dit 25% van de uithuisplaatsingen kan afwenden. Om dit te stimuleren gaat het Rijk in 2023 aan de slag met het voorstel van zeven grote aanbieders van residentiële jeugdhulp om met de inzet van de informele steunfiguur het aantal uithuisplaatsingen (naar residentiële jeugd-hulp) substantieel terug te dringen; 
  3. De eerder genoemde informele steunfiguur kan ook optreden als voogd voor jeugdigen die onder voogdij zijn gesteld. In Nederland zijn 12.000 jeugdigen tussen 0- 18 jaar onder voogdij gesteld. Vooral jongeren die een voogdijmaatregel hebben (en die tot hun 18e jaar dat houden), hebben een professional van een GI als hun voogd. Veel vaker dan nu kan voogdij over die jongeren belegd worden bij een informeel steunfiguur als in ieder geval twee knelpunten opgelost worden. Het Rijk verkent in 2023 met VNG hoe dit kan:
    1. Een collectieve WA-verzekering (omdat de jongere niet woonachtig is bij de burgervoogd en deze nu niet kan afsluiten). In overleg met de VNG en de Alliantie Burgervoogdij wordt bekeken hoe we dit punt kunnen oplossen;
    2. Dekking van bijzondere kosten, omdat deze jongeren dat nodig hebben, de GI dan niet meer bijspringt, maar de burgervoogd dat moet bekostigen.  



Terug naar hoofdstuk 2