📄 Bijlage 1 Meerjarig financieel kader HA
Bijlage 1 Meerjarig financieel kader HA
Voor de opbouw van het meerjarig financieel kader zijn de volgende afspraken gemaakt:
- Het meerjarig financieel kader heeft als basis de
‘individuele maatwerkvoorzieningen’ en de ‘meerkosten voorliggend veld’, waarbij we ervan uitgaan dat de uitgaven aan deze meerkosten voorliggend veld betrouwbaar in beeld zijn te brengen.73 Dat is nu nog niet het geval. Met deze basis wordt aangesloten bij de systematiek die ook in ‘Stelsel in groei’ is gehanteerd en de basis vormde van het advies van de Commissie van Wijzen. Indien meerkosten niet op betrouwbare wijze in beeld zijn te brengen wordt bestuurlijk bezien op welke wijze het voorliggend veld al dan niet wordt meegenomen in de financiële afspraken; - Voor de budgetreeks in het meerjarig financieel kader is de begrotingsstand het uitgangspunt, dat wil zeggen de som van alle jeugdhulpmiddelen die door het Rijk beschikbaar zijn gesteld. De budgetreeks is gebaseerd op de mutaties op jeugd die hebben plaatsgevonden in de Algemene Uitkering en de Integratie-Uitkering. De bedragen in bovenstaande tabel zijn gebaseerd op deze mutaties en de standen in de Voorjaarsnota 2022; Decentralisatie-uitkeringen (DU’s) en Specifieke Uitkeringen (SPUK’s) zijn niet meegenomen in de budgetreeks.74 Mutaties op jeugd die plaatsvinden in de AU en IU na de Voorjaarsnota 2022 dienen later nog verwerkt te worden in de budgetreeks om tot de op dat moment meest actuele stand te komen;
- De aanvullende middelen betreft de reeks zoals vastgesteld door de Commissie van Wijzen, gecorrigeerd voor de besparing die aanvullend is opgenomen in het coalitieakkoord75 (€511 mln. structureel). Daarbij is de verzachting van het ingroeipad verwerkt voor de jaren 2024 en 2025 (respectievelijk €89 en €196 mln.), evenals de €100 mln. besparing in 2024 vanuit de €511 mln. die teruggeboekt wordt. Bij de hoogte van de aanvullende middelen is rekening gehouden dat er een besparingsopbrengst met maatregelen wordt gerealiseerd ter hoogte van de bedragen in deze tabel. In bijlage 2 is de maatregelenreeks verder uitgewerkt. Voorts:
- Voor 2022 en 2023 zijn de aanvullende middelen al toegevoegd aan de algemene uitkering. Daarmee zitten ze al in de budgetreeks.
- De extra middelen voor de jaren 2024 en 2025 worden na het sluiten van de Hervormingsagenda toegevoegd aan het gemeentefonds (met uitzondering van investeringen waarvan is afgesproken deze centraal door het Rijk worden gedaan, deze worden overgemaakt naar de VWS-begroting).
- Op de Aanvullende Post zijn middelen gereserveerd voor jeugdzorg voor 2026 e.v. De toevoeging aan het gemeentefonds van deze middelen vindt plaats na het advies van de deskundigencommissie en de besluitvorming daarover. Voor deze middelen geldt net als voor de eerdere jaren dat dit met uitzondering is van de investeringen waarvan is afgesproken ze centraal te laten lopen. Deze worden overgemaakt naar de VWS-begroting.
- Indexatie (loon, prijs, volume): voor het meerjarig financieel kader wordt aangesloten bij de bestaande systematiek van indexatie t/m 2025 en afspraken die hierover nog gemaakt worden voor na 2025 in het bredere traject inzake de financiering decentrale overheden. Dit betekent het volgende voor de indexatieafspraken (loon-, prijs- en volumegroei)
- Hervormingsagendaperiode (2023 t/m 2028): indexatie vindt plaats conform de indexatie-systematiek in het gemeentefonds via het accres.76 Tot en met 2025 betreft dit de normeringssystematiek.
- - Het accres t/m 2022 is toegerekend op basis van het genoemde percentage in de bijbehorende Voorjaarsnota’s en is al opgenomen in de budgetreeks bij de stand 2022. Daarmee is de budgetreeks in prijspeil 2022;
- - Vanaf 2022 bestaat het accres uit een volumedeel en een deel voor loon- en prijsontwikkeling (LPO). Het volume-accres staat conform de afspraak met de VNG over de periode 2022 – 2025 en daarna conform het coalitieakkoord vast. Voor de tranches 2023 en verder is het volume-accres toegerekend en toegevoegd in de tabel met de budgetreeks. De LPO-tranches 2023 en verder worden in het lopende jaar toegerekend aan de reeks AU, op basis van de actuele inzichten over de loon- en prijsontwikkeling;
- In de periode 2023 t/m 2025 zijn de middelen voor de woningbouwimpuls en het volkshuisvestings-fonds onttrokken aan het accres (respectievelijk
€100 en €150 mln. per jaar). Het accres valt hiermee lager uit, waarmee het accresdeel voor jeugd ook lager is. Dit is verwerkt in de budgetreeks
- Nieuwe, structurele situatie: Op basis van de verdere uitwerking van de Hervormingsagenda wordt in de toekomst mogelijk ook budget via een andere bekostigingsvorm dan het gemeentefonds beschikbaar gesteld (zie paragraaf structureel beter financie-ringsmodel). In een dergelijk geval zal eventuele indexatie apart worden uitgewerkt. Indien de jeugd-zorg in de AU blijft, wordt hiervoor aangesloten bij de afspraken die hierover gemaakt worden in het bredere traject inzake de financiering decentrale overheden;
- Daarnaast komen we tot een betere groeiraming jeugd. Hiervoor doet het Rijk een verzoek aan het CPB. Deze groeiraming kan betrokken worden bij de ontwikkeling van een nieuwe financieringssystematiek voor de jeugdzorg en bij het advies van de deskundi-gencommissie. Hierbij lopen we niet vooruit op, maar sluiten we aan bij de afspraken en oplossingen in het bredere traject van het Rijk en VNG over een nieuwe financieringssystematiek voor decentrale overheden.
- Ook voor autonome groei geldt dat hiervoor wordt aangesloten bij de bestaande systematiek van indexatie t/m 2025 en afspraken die hierover nog gemaakt worden n het bredere traject inzake de financiering decentrale overheden. Dit valt buiten de scope van de Hervormings-agenda. Dit laat onverlet dat een adequate groeicompen-satie van belang is en meegenomen dient te worden in het bredere traject inzake financiering van decentrale overheden en het vervolg dat daaraan gegeven wordt in termen van financiële instrumentalisering (jeugd). Daar waar relevant wordt het meerjarig financieel kader aangepast op de uitkomsten Voorjaarsnota 2023.
- Gedurende de uitvoering van de Hervormingsagenda zullen zowel de verschillende monitors (structurele monitor en monitor Hervormingsagenda) als het door partijen beoogde uitgavenonderzoek Jeugd nieuw inzicht verschaffen in de uitgaven aan Jeugdzorg door gemeen-ten. Deze inzichten worden bij de jaarlijkse bespreking van de stand van zaken en bij de afgesproken vaste evaluatiemomenten door de deskundigencommissie betrokken.