Bijlage 2 – Informatie n.a.v. monitoring en afgerond onderzoek
​
Voorlopige CBS-cijfers 1e helft 2023
Bijgevoegd bij deze brief ontvangt u de voorlopige CBS-cijfers over het jeugdhulpgebruik, jeugdbescherming en jeugdreclassering in de eerste helft van 2023 en het CBS Jaarrapport 2023 jeugdmonitor (over 2022). 26
De (voorlopige) halfjaarcijfers jeugdhulpgebruik, jeugdbescherming en jeugdreclassering 2022 laten het volgende zien:
- In de eerste helft van 2023 hebben ongeveer 389.000 jongeren enige vorm van jeugdhulp ontvangen, tegenover ongeveer 386.000 jongeren in de eerste helft van 2022. Dit is een lichte stijging (0,78%) van het jeugdhulpgebruik. De verwachting van het CBS is dat de definitieve jaarcijfers een grotere stijging zullen laten zien.
- De trajectduur bij elke jeugdhulpvorm is gestegen met een gemiddelde van 20 dagen.
- Het aantal nieuwe jongeren in jeugdhulp in de eerste helft van 2023 is in vergelijking met de 1e helft van 2022 gedaald.
- Bij jeugdhulp zonder verblijf verwacht het CBS een stijging (4,9%) in het jeugdhulpgebruik, met name bij ambulante hulp op locatie en dat is vooral jeugd ggz.
- Bij jeugdhulp met verblijf laten de voorlopige cijfers een daling zien, maar zal er naar verwachting uiteindelijk sprake zijn van een stijging iets onder de 1%.
- Als de voorlopige cijfers van 1e helft 2023 met de voorlopige cijfers van de 1e helft 2022 worden vergeleken, dan zit de stijging vooral bij de pleegzorg.27
- Er zijn significante verschillen in het gebruik van jeugdhulp tussen gemeenten, bijvoorbeeld: Tiel 21%, Terneuzen 18%, Amsterdam 12%, Rotterdam 8%,
Staphorst 5% en Urk 4%.
- De huisarts is de grootste verwijzer naar jeugdhulp (38%) in de eerste helft van 2023. Wanneer alleen naar nieuwe cliënten wordt gekeken, is dat zelfs 40%. Hierbij moet worden aangetekend dat de data die door wijkteams worden aangeleverd voor een groot deel onbetrouwbaar zijn.
- Jongeren met ouders uit de laagste kwintiel inkomens maken meer gebruik van jeugdhulp tot 23 jaar (13,8%), maar als we de twee hoogste inkomenskwintielen bij elkaar optellen dan komen die met 12,4% jeugdhulpgebruik dicht in de buurt.
Het Jaarrapport jeugdmonitor 2023 laat het volgende zien:28
- Scores op maatschappelijke factoren verschillen beperkt met het jaar ervoor.
- De wereld van jongeren komt na corona weer op gang, in positieve zin (arbeidsmarkt) en negatieve zin (aantal jongeren verdacht van een misdrijf stijgt).
- Het persoonlijk welzijn op gebied van het sociaal leven, wat tussen 2020
en 2021 nog daalde van 80 naar 72 procent, steeg in 2022 weer tot 77 procent.
26 Het CBS stelt de definitieve cijfers over de eerste helft van 2023 op 30 april 2024 vast op basis van een herlevering van data voor de eerste helft 2023 door jeugdhulpaanbieders. De verwachte groei in de eerste helft van 2023 zal naar verwachting zo’n 5% zijn.
27 Door de voorlopige cijfers van 2023 te vergelijken met de voorlopige cijfers van 2022 krijgen we een realistischer beeld van de stijging of daling van het gebruik van een jeugdhulpvorm.
28 Jaarrapport 2023 Landelijke Jeugdmonitor | Jeugdmonitor (cbs.nl)
- Het jeugdhulpgebruik in 2022 steeg meer dan verwacht (1,6% verwacht en 2% gerealiseerd).
- Landelijke cijfers op zowel maatschappelijke indicatoren als het jeugdhulpgebruik werken heel verschillend uit per gemeente en die verschillen zijn heel groot.
Nader onderzoek Jeugdzorggebruik in de Noordelijke Provincies door Rijksuniversiteit Groningen
Als bijlage bij deze brief ontvangt u van ons het nader onderzoek Jeugdzorggebruik in de Noordelijke Provincies van de Rijksuniversiteit Groningen. In het kader van de beleidsinformatie jeugdhulp heeft de Rijksuniversiteit Groningen onderzocht of het mogelijk is om op basis van tal van indicatoren het jeugdhulpgebruik van 14 gemeenten in de noordelijke provincies te voorspellen. Hierbij is gebruik gemaakt van machine learning met als uitkomst dat de jeugdhulp op 2 procentpunt nauwkeurig kan worden voorspeld op basis van verwacht jeugdhulpgebruik en gerealiseerd jeugdhulpgebruik in 2022. Dat wil zeggen dat een gemeente met 10% van de jongeren in jeugdhulp, het jaar erop een jeugdhulpgebruik mag verwachten van 8 tot 12%. In 61% van de gemeenten was dit minder dan 1 procentpunt.
Als verklaring voor de waargenomen verschillen in voorspelde en gerealiseerd jeugdhulpgebruik in 2022 stelden de 5 nader bevraagde gemeenten dat de triage en screening beter kunnen, de relatie en samenwerking tussen gemeenten en zorgaanbieders beter kan en dat gemeenten nog meer aandacht moeten hebben voor het behouden van ervaren personeel. Aan de andere kant stellen gemeenten dat zij op verschillende maatschappelijke ontwikkelingen geen invloed hebben, zoals de ervaren prestatiedruk bij jongeren en verwachtingen van de maatschappij die jongeren ervaren.
Monitor effecten verbetermaatregelen jeugdbescherming
In de verzamelbrief Jeugdbescherming van 18 oktober 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de maatregelen die het Rijk, de gemeenten en de Gecertificeerde Instellingen nemen om de problemen in de Jeugdbescherming aan te pakken. Zo hebben we afspraken gemaakt over een Handreiking landelijke tarieven waarmee gemeenten een adequate bekostiging kunnen realiseren voor de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Deze maatregelen zijn allemaal gericht op het realiseren van minder werkdruk voor jeugdbeschermers, zodat er voor hen voldoende tijd en ruimte beschikbaar is om de meest kwetsbare kinderen die in hun ontwikkeling worden bedreigd, goed te beschermen en gezinnen te ondersteunen.
Op initiatief van uw Kamer monitoren wij met ingang van 1 december 2022 de situatie bij de Gecertificeerde Instellingen in termen van werkomvang, capaciteit, werklast en wachtlijsten.29 U ontving hierover rapportages bij de voortgangsbrieven inzake Jeugd van 11 januari 2023 en 20 juni 2023.30 31 De tweede peiling (1 mei 2023) liet al een lichte verbetering zien op het punt van werklast en wachtlijsten. In de derde peiling, peildatum 1 oktober 2023, zet deze ontwikkeling door.32
29 Kamerstukken II, 2021/22, 31839, nr. 901
30 Kamerstukken II, 2022/23, 31839, nr. 917
31 Kamerstukken II, 2022/23, 31839, nr. 964
32 Toezegging gedaan aan het lid Westerveld tijdens Commissiedebat Jeugdbescherming
d.d. 25 oktober 2023 (TZ2023211-002)
Capaciteit
· De formatie aan jeugdbeschermers bij alle Gecertificeerde Instellingen samen is toegenomen met 76 fte en bedraagt nu 2.543 fte (was 2.467 fte in mei). Hierin zijn inbegrepen medewerkers die ook jeugdreclasseringsmaatregelen uitvoeren en ondersteunend jeugdbeschermers/jeugdreclasseerders. Hierin zijn niet inbegrepen medewerkers met juridische of gedragswetenschappelijke expertise.
· Hiervan is door onder meer personeelsverloop, ziekteverzuim en inwerken
2.122 fte (was 2.037) feitelijk beschikbaar. Er is sprake van een lichte toename van de inzetbare capaciteit.
· Het personeelsverloop en ziekteverzuim bedragen respectievelijk 16,2% en 7,1%. Het verloop is gelijk gebleven en het ziekteverzuim is iets gedaald (was 7,6% op 1 mei).
· Ten slotte is bekend dat er jeugdigen zijn onder de hoede van de Gecertificeerde Instellingen (GI’s) die langer dan drie maanden wachten op passende hulp van een jeugdhulpaanbieder. Het is belangrijk hierop zo goed mogelijk zicht te krijgen. Daarom zijn we actief aan het onderzoeken hoe we hierover via de GI’s een betrouwbaar beeld kunnen verkrijgen om aan volgende rapportages te kunnen toevoegen.
Werklast
· Het totaal aantal jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen in behandeling bij Gecertificeerde Instellingen bedroeg op 1 oktober 2023 32.429, een daling van 2,1% ten opzichte van 1 mei 2023.
· De dalende trend die ook eerder door het Centraal Bureau voor de Statistiek is geconstateerd, zet nog steeds door.
· Dit leidt tot een landelijk gemiddelde organisatieworkload van 15,3 maatregelen per jeugdbeschermer. Dit is een daling ten opzichte van 1 mei 2023 (16,3) en ten opzichte van 1 december 2022 (17,1). Daarmee is de gemiddelde workload voor de jeugdbeschermers sinds december vorig jaar met ca. 10% gedaald.
Wachtlijsten
· Op basis van deze uitvraag komt naar voren dat aan 319 kinderen niet binnen 5 dagen een jeugdbeschermer is toegewezen (was 634). De gemiddelde wachttijd was opnieuw ca. 20 dagen.
· Daarnaast staan er 1.179 kinderen op een interne wachtlijst binnen de GI (was 983). Dit gaat om kinderen die nog geen nieuwe vaste jeugdbeschermer hebben door bijvoorbeeld langdurige ziekte of verloop bij jeugdbeschermers. Deze kinderen hebben in de regel wel een plan van aanpak en al (jeugd)hulp. Er is sprake van afname van de wachttijd, van gemiddeld ca. 50 naar ca. 35 dagen. Voor alle kinderen op de wachtlijst geldt dat de GI zicht houdt op de veiligheid van het kind.
Monitor jeugdbeschermingsketen
In de voortgangsbrief van 20 juni 2023 hebben wij aangegeven dat een traject is gestart om tot een monitor van de gehele jeugdbeschermingsketen te komen.33 Het ontwerp van een dergelijke monitor vraagt een intensieve inhoudelijke afstemming tussen de partijen in de jeugdbeschermingsketen die omwille van de zorgvuldigheid en complexiteit meer tijd vraagt dan voorzien. Wij zullen uw Kamer in het voorjaar van 2024 informeren over de voortgang van de ontwikkeling van een bredere monitor en indien mogelijk ook over de eerste uitkomsten.
33 Kamerstukken II, 2022/23, 31839, nr. 964
Beleidsreactie WODC-rapport rechterlijke instrumenten bij omgangsproblematiek en contactverlies
Als het gescheiden ouders, ondanks alle eerder ingezette begeleiding en hulp, niet lukt om afspraken te maken over de omgang met hun kind of als zij deze afspraken niet nakomen, kan de rechter in het uiterste geval een instrument inzetten om nakoming van omgangsafspraken af te dwingen. Dit met als doel om verdere scheidingsconflicten en contactverlies tussen ouder en kind, met vaak zeer schadelijke gevolgen, te voorkomen. Wat de effecten zijn van de inzet van dergelijke rechterlijke instrumenten, is in het WODC-rapport getiteld ‘Rechterlijke instrumenten bij omgangsproblematiek en contactverlies. Wat werkt in welke omstandigheden?’ onderzocht en inzichtelijk gemaakt. De minister voor Rechtsbescherming heeft dit rapport op 9 mei 2023 aan uw Kamer aangeboden.34
Belangrijkste conclusies in het rapport
De onderzoekers hebben in totaal twaalf rechterlijke instrumenten in het onderzoek betrokken.35 In het onderzoek is onderzocht in welke omstandigheden deze rechterlijke instrumenten aannemelijke wijs het meest effectief zijn en ervoor zorgen dat de (omgangs)afspraken worden nageleefd. Daarbij is steeds de vraag vooropgesteld of het op die manier afdwingen van de (omgangs)afspraken in het belang van het kind is en leidt tot het beperken van schade voor het kind. Het perspectief van de kinderen (inmiddels (jong)volwassenen) hebben de onderzoekers daarom zwaar laten meewegen.
Uit het onderzoek komt naar voren dat er geen ‘one size fits all’ oplossing is en er in die zin geen eenduidig en generiek antwoord is te geven op de vraag wat in welk geval het welzijn van het kind het meest ten goede komt. Wel zijn er volgens de onderzoekers voorzichtige conclusies te trekken.
Zo zijn volgens de onderzoekers de rechterlijke instrumenten waarbij de politie of het Openbaar Ministerie worden ingezet, zeer ingrijpend en potentieel traumatisch voor kinderen. Bijvoorbeeld de inzet van lijfsdwang en afgifte van het kind met de sterke arm zal al snel een zodanig negatief effect hebben, dat de relatie tussen ouder en kind nog meer onder druk komt te staan. Deze instrumenten leiden volgens de onderzoekers bovendien niet tot het langdurig nakomen van omgangsafspraken en hebben daarmee meestal geen duurzaam effect.
Daarentegen hebben instrumenten met een vorm van begeleiding, zoals bijvoorbeeld de begeleide omgangsregeling, meestal wel een positief effect bij het contactherstel tussen ouder en kind. Ook instrumenten met een financiële prikkel, zoals het opleggen van een dwangsom in lichtere zaken kunnen - onder bepaalde voorwaarden - effectief zijn. Dat is het geval als er bij de primair verzorgende ouder het besef is dat contact in het belang is van het kind. In het uiterste geval is het volgens de onderzoekers in het belang van het kind dat de rechter, na gedegen onderzoek, géén instrument inzet en omgang tijdelijk niet afdwingt, maar een periode van rust inbouwt.
34 Kamerstukken II, 2022/23, 33836, nr. 84
35 Inzet van bijzondere curator, Begeleide omgangsregeling, Ondertoezichtstelling (OTS), Wijziging hoofdverblijfplaats, Gezagswijziging, Gezagsbeëindigende maatregel, Opschorting, vermindering of ontzegging van de partner- of kinderalimentatie, Dwangsom, Lijfsdwang / gijzeling, Afgifte met behulp van de sterke arm (politie), Aansporend boetebeding, Toepassing van artikel 279 Wetboek van Strafrecht wegens onttrekking aan het gezag.
Aanbevelingen in het rapport
Omdat iedere scheiding en de complexiteit van de problematiek in iedere (gezins)situatie anders is, blijft volgens de onderzoekers maatwerk vereist waarin het belang van het kind altijd voorop staat. Daarom bevelen de onderzoekers aan om per geval goed te kijken naar een aantal voorwaarden en afwegingen voordat een instrument wordt ingezet. De onderzoekers stellen daarbij dat het bij iedere zaak/situatie van belang is allereerst te onderzoeken wat rond de omgangsregeling de oorzaken van de weerstand of problemen bij de ouder zijn, en mogelijk ook bij het kind. Volgens de onderzoekers kan een instrument alleen dan effect hebben in het belang van het kind als deze zich richt op het oplossen van het onderliggende probleem. Daarom bevelen de onderzoekers aan de volgende drie afwegingen te maken bij de inzet van een instrument:
1. bepalen hoofdoorzaak voor niet nakomen van omgangsafspraken;
2. inschatten van de ernst van het conflict en de bereidheid van de ouders tot samenwerking, en;
3. inschatten waar het welzijn van het kind op de korte en lange termijn mee gediend is.
Beleidsreactie
De minister voor Rechtsbescherming is de onderzoekers zeer erkentelijk voor het gedegen en uitgebreide onderzoek. Het rapport bevestigt de complexiteit van de materie, zoals ook is aangegeven door de Raad voor de rechtspraak en eerder ook door het Expertteam Ouderverstoting in het rapport van 2021.36 De minister voor Rechtsbescherming heeft veel respect voor de betrokken partners, zoals de familierechtadvocaten en de rechters, die aan de lat staan voor het maken van de juiste afwegingen en het komen tot de juiste beslissing. Omgangsproblemen na scheiding zijn niet simpel op te lossen. Ook niet, zo blijkt, als er voldoende rechterlijke instrumenten voorhanden zijn. Het blijft altijd een afweging tussen wat het beste is voor het kind bij (een kans op) omgang en de negatieve gevolgen voor het kind van de op te leggen maatregel. De minister voor Rechtsbescherming deelt de uitkomst van de onderzoekers dat dit een nauwkeurige en zorgvuldige afweging vergt. Ook is de minister voor Rechtsbescherming van mening dat het accent gelegd moet worden op het bieden van maatwerk en het aanpakken van de (onderliggende) problemen tussen ouders. Ieder kind is immers anders, ook binnen eenzelfde gezin en in elk gezin is de (vaak onderliggende) problematiek anders. Hier wil de minister voor Rechtsbescherming zich de komende periode op de volgende manieren hard voor maken:
- Voortzetten inzet preventieve scheidingsaanpak: voorkomen contactverlies De minister voor Rechtsbescherming stelt allereerst voorop dat kinderen, ook na een scheiding, blijvend contact houden met beide ouders. Dit is een fundamenteel recht. In het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna: IVRK) is in artikel 9 vastgelegd dat kinderen recht hebben op omgang met beide ouders, tenzij dit niet in hun belang is. Schrijnende situaties van contactverlies, met soms blijvende schade bij zowel het kind als de ouders, moet worden voorkomen. Dit betekent dat de omgang vroegtijdig op een goede manier tot stand moet komen en de gemaakte afspraken ook (blijvend) door de ouders worden nagekomen. Het onderzoek bevestigt het belang om ouders zo vroeg mogelijk in het scheidingsproces zo veel mogelijk aan de voorkant te ondersteunen en escalaties te voorkomen. Het zogenoemde project ‘Een goed begin’ zet hier op in, onder andere met de
36 Bijlage 1 - Adviesrapport-Expertteam Ouderverstoting-Complexe omgangsproblematiek januari 2021 | Rapport | Rijksoverheid.nl
inzet van een scheidingsadviesteam, dat naar aanleiding van de aanbevelingen van het Expertteam Ouderverstoting/Contactverlies is ingericht Dit team begeleidt de komende twee jaar gezinnen waarbij scheidingsproblemen en (dreigend) contactverlies speelt en waarbij vaak zowel juridische professionals als een groot aantal hulpverleners betrokken is. De specialisten kijken in die situaties naar de aard van het conflict tussen de ouders, de ingezette interventies en hun resultaat, en de mogelijkheden om contactverlies te voorkomen of te verhelpen. Centraal staat vervolgens het opbouwen van een duurzame oplossing van het conflict en welke bijdrage dat van de betrokken professional, ouders en sociale netwerk rondom een gezin vraagt. In totaal zullen deze professionals twee jaar lang minimaal 100 gezinnen helpen. Op dit moment zijn er, sinds de start in maart 2023, al circa 25 zaken in behandeling. De uitkomsten hiervan en de effectiviteit van deze werkwijze onderzoekt de Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) en zijn medio 2025 beschikbaar. Bij deze werkwijze om contactverlies te voorkomen is een aantal aanbevelingen van het Expertteam Ouderverstoting/Contactverlies meegenomen, zoals ook in de moties van de leden Van Nispen en Bergkamp en de leden Van Nispen en Ellian werd verzocht en waarover de minister voor Rechtsbescherming uw Kamer eerder heeft geïnformeerd. 37 38 39 Het verder verstevigen van de rol van de politie hierbij wordt niet voorgestaan. Het onderzoek laat zien dat het belangrijk is de politie/sterke arm terughoudend in te zetten in het belang van het kind. De moties beschouwt de minister voor Rechtsbescherming daarmee als afgedaan.
- Maatwerk in het belang van het kind met het huidige instrumentarium De minister voor Rechtsbescherming constateert daarnaast dat het instrumentarium van de familie– en jeugdrechter in de loop van de tijd is
uitgebreid. Zoals ook blijkt uit het rapport, betekent het voorhanden hebben van méér instrumenten niet dat het méér oplost. Bovendien lijkt het inzetten van dergelijke dwangmiddelen niet te leiden tot een duurzame oplossing en omgang tussen het kind met beide ouders. In die zin is de minister voor Rechtsbescherming van mening dat het huidige instrumentarium geen uitbreiding behoeft. Wel is het belangrijk, zoals de onderzoekers stellen, om per geval te kijken naar de voorwaarden en omstandigheden om te kunnen beoordelen of de inzet ervan in het belang van het kind is. Om tot een goede beslissing te komen over de omgang in het belang van het kind, is per situatie een nauwkeurige en zorgvuldige afweging van de rechter nodig. Dit vraagt om een zorgvuldige afweging van de rechter tussen wat het beste is voor het kind, de belangen van ouders en welke andere belangen meespelen om te kunnen beoordelen of de inzet van een instrument effectief kan zijn. Hiervoor is de afgelopen periode reeds een aantal instrumenten ontwikkeld en beschikbaar gesteld. Zo heeft de Kinderombudsman het stappenplan ‘Het beste besluit voor het kind’ ontwikkeld.40 Dit is opgesteld naar aanleiding van de aanbevelingen en richtlijnen van het VN- Kinderrechtencomité over hoe je dat doet.41 De Kinderombudsman heeft deze richtlijnen vertaald in een overzichtelijk stappenplan. Met dit instrument kunnen beslissingen genomen
37 Kamerstukken II, 2020/21, nr. 31265, nr. 83
38 Kamerstukken II, 2021/22, nr. 33836, nr.74
39 Kamerstukken II, 2022/23, nr. 33836, nr.78
40 Uitleg Stappenplan Het beste besluit voor het kind | De kinderombudsman
41 Artikel 3, eerste lid, van het IVRK en General comment No. 14 (2013) on the right of the child to have his or her best interests taken as a primary consideration (art. 3, para. 1), CRC/C/GC/14.
worden waarin het belang van het kind op een juiste wijze is onderzocht en meegewogen in de besluitvorming. Ook is er vanuit de rechtspraak een handreiking opgesteld, getiteld ’Rechterlijke regie en beslissen in (conflict)scheidingen’ (2022). Deze handreiking biedt een hulpmiddel aan de familierechter, die maatwerk wil leveren in ouderconflicten, bij de te maken afwegingen en de te nemen beslissingen. Deze handreiking zal middels een ronde langs de rechtbanken onder de aandacht worden gebracht van de rechters die te maken hebben met scheidingsprocedures. Hierbij streeft de minister voor Rechtsbescherming ernaar dat in deze ronde ook het stappenplan onder de aandacht wordt gebracht.
- Belang van het kind in juridische procedures bij scheiding
In afstemming met betrokken partners bij scheidingsprocedures, zoals de rechters, advocatuur en de Raad van de Kinderbescherming, richt de minister voor Rechtsbescherming zich op het verder versterken van het belang van het kind in juridische procedures. De uitkomsten van het WODC-onderzoek zijn bij deze partners onder de aandacht gebracht en worden betrokken bij de verdere uitwerking hiervan.
Daarbij vindt de minister voor Rechtsbescherming het belangrijk dat er een korte lijn is tussen zorg en recht. Om beter maatwerk te kunnen leveren en op een juiste manier inzicht te krijgen in de problematiek in het gezin en de gezinsleden moet de rechter vooraf goed geïnformeerd zijn over wat er al is ingezet aan hulpverlening in het gezin. Met de betrokken partners gaat de minister voor Rechtsbescherming verkennen of en hoe de informatiepositie van rechters op dit terrein kan worden versterkt. Hiertoe behoort ook de mogelijkheid van de rechter om adequaat en op korte termijn de juiste deskundigen in te zetten. Een aantal lopende initiatieven ziet al op het versterken van deze verbinding, bijvoorbeeld de extra inzet van de Raad voor de Kinderbescherming of gedragsdeskundige ter zitting, of de inzet van een gezinsadvocaat of gezinsvertegenwoordiger in juridische procedures.42
Ook zal de minister voor Rechtsbescherming verder in gesprek gaan met de betrokken juridische partners over de bevinding van het WODC-onderzoek dat in sommige uitzonderlijke gevallen het beter voor het kind is als er géén instrument wordt ingezet om de omgang af te dwingen. Als gezegd blijkt uit het onderzoek dat er een ruim palet aan rechterlijke instrumenten is die kunnen bijdragen aan het naleven van de gemaakt omgangsafspraken tussen ouders. Dit betekent niet altijd dat hierdoor betere omgang plaatsvindt. Soms is het kind er juist beter af als er géén instrument wordt ingezet om de omgang af te dwingen. Bijvoorbeeld in de gevallen dat een kind tijdelijk gebaat is bij duidelijkheid en rust en vanzelfsprekend op het moment dat er veiligheidsrisico’s spelen.
Aanvullend op het voorgaande heeft de minister voor Rechtsbescherming de afgelopen periode verkend of op een meer pedagogisch verantwoorde wijze omgegaan kan worden met het afdwingen van omgangsafspraken. Dit naar aanleiding van de eerdere toezegging van de minister voor Rechtsbescherming op de vraag van het lid Ceder (CU) om hiervoor te kijken naar het Samenwerkingsprotocol gedwongen tenuitvoerlegging
42 Hierover is eerder met uw Kamer gecommuniceerd met de voortgangsbrief Jeugd van 20 juni 2023 en de verzamelbrief Jeugdbescherming van 18 oktober 2023.
teruggeleidingsbeschikkingen in internationale kinderontvoeringszaken. 43 44 In dit protocol is de handelswijze van alle betrokken instanties beschreven voor de gedwongen teruggeleiding van een kind dat ongeoorloofd naar Nederland is meegenomen en waarbij de teruggeleidingsbeschikking in voorkomende gevallen ten uitvoer moet worden gelegd met behulp van de sterke arm van justitie en politie. Uit de gesprekken hierover met betrokken partijen, zoals de Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden en de Raad voor de Kinderbescherming, kwam naar voren dat de mogelijkheid om de teruggeleiding af te dwingen in de praktijk niet of niet vaak wordt toegepast en het ontwikkelen van een dergelijk protocol om omgangsafspraken af te dwingen niet wordt voorgestaan. De inzet is erop gericht om ouders, op een zo goed mogelijke pedagogische verantwoorde wijze, nog in een eerder stadium ertoe te bewegen te komen tot een minnelijke oplossing, zoals mediation of vrijwillige terugkeer van het kind. Dit sluit aan op de inzet om contactverlies zoveel mogelijk te voorkomen door ouders zo vroeg mogelijk te ondersteunen bij het maken van omgangsafspraken die (blijvend) door de ouders worden nagekomen.
Tot slot
Rechterlijke beslissingen in gezag en omgangszakenscheidingszaken zijn, met name in conflictsituaties, uiterst complex. De minister voor Rechtsbescherming vindt het belangrijk dat het belang van het kind in alle scheidingsprocedures voorop wordt gesteld en zo goed mogelijk wordt meegenomen in de beslissingen op maat. De minister voor Rechtsbescherming houdt uw Kamer graag op de hoogte over de verdere voortgang in het kader van de bredere aanpak op scheiden. Zoals toegezegd werkt de minister voor Rechtsbescherming op dit moment, samen met de staatsecretaris van VWS, aan de nadere uitwerking van de eerder gedane toezegging voor meer regie op de aanpak op scheiden.45 Hierover zijn we in overleg met de betrokken partners. De minister voor Rechtsbescherming verwacht uw Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2024 te informeren.
Onderzoek ABA-behandelingen
Voor de zomer heeft uw Kamer gesproken over de inzet van zogenaamde ABA (Applied Behavioural Analysis) behandelingen en de mogelijke schadelijke effecten van deze behandelingen op jongeren. De staatssecretaris van VWS heeft daarop toegezegd, ook later in gesprek met de stichting LeerlingenBelang Speciaal Voortgezet Onderwijs, om onderzoek te laten doen naar de impact van dergelijke behandelingen op (het welzijn van) jongeren.
Onderzoekers van het Nederlandse Autisme Register (NAR) voeren op dit moment onderzoek uit. Om dit goed te kunnen doen is tijd nodig. De onderzoekers hebben aangegeven in het voorjaar van 2024 met een eindrapport te kunnen komen. Dit rapport zal de staatssecretaris van VWS naar uw Kamer sturen.
Onderzoek Druk op de Keten
Naar aanleiding van signalen uit het veld over toenemende wachtlijsten in de kinderopvang, jeugdhulp en het onderwijs is in het voorjaar van 2023 door VWS en OCW in samenwerking met SZW een onderzoek hiernaar uitgezet. Het onderzoek bevat een kwantitatief en een kwalitatief deel en is erop gericht inzicht te krijgen in hoe de druk in de keten van kinderopvang, onderwijs en zorg zich
43 Tijdens het debat over het Personen- en Familierecht van 22 maart 2023
44 Samenwerkingsprotocol gedwongen tenuitvoerlegging teruggeleidingsbeschikkingen in internationale kinderontvoeringszaken | Brochure | Rijksoverheid.nl
45 Zoals toegezegd tijdens het debat over de Hervormingsagenda Jeugd op 27 juni 2023.
ontwikkelt in de leeftijdscategorie 0-13 jaar, waar deze druk zich concentreert en welke trends en factoren een rol spelen. Het onderzoeksrapport sturen wij hierbij naar uw Kamer, een nieuw kabinet zal zorgdragen voor de integrale beleidsreactie. In het tweeminutendebat Onderwijs en Zorg is een motie aangenomen waarin o.a. wordt verzocht om te komen tot een aanpak voor het terugdringen van de wachtlijsten in het speciaal onderwijs.46 Het onderdeel in dit onderzoek over het onderwijs is hiervoor ook relevant, en zal worden betrokken bij de eerste contouren van de aanpak die de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs in het voorjaar van 2024 naar uw Kamer zal sturen.
Onderzoek Vrijheidsbeperkende maatregelen in de open jeugdhulp?
Bijgevoegd bij deze brief treft u aan het advies van de Raad voor
Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming over vrijheidsbeperkende maatregelen in de open jeugdhulp. Dit advies is gevraagd naar aanleiding van het gezamenlijke signalement van de IGJ en het AKJ, waarin zij wetswijzigingen bepleitten om af en toe beperking van vrijheid wel mogelijk te maken.47 Wij streven ernaar voor het zomerreces met een beleidsreactie te komen op het RSJ-advies.
Uitgavenonderzoek 2020 t/m 2022
Voor de jaren 2020 t/m 2022 is een onderzoek uitgevoerd om het budget en de uitgaven jeugd inzichtelijk te maken, in navolging op het onderzoek Stelsel in Groei.48 Dit onderzoek treft u als bijlage bij deze brief aan. Het onderzoek heeft gekeken naar de uitgaven aan maatwerkvoorzieningen en de meerkosten voorliggend veld, waarbij bleek dat het lastig is om de meerkosten voorliggend veld op betrouwbare wijze in beeld te brengen.49 Om deze reden is een bandbreedte gebruikt bij het presenteren van deze meerkosten.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de uitgaven aan jeugdzorg tussen 2020 en 2022 verder zijn gestegen. Er zijn daarmee nog steeds tekorten bij gemeenten; wel ligt het budget steeds dichter bij de uitgaven, vooral in 2022. Dit komt onder andere doordat aanvullende middelen beschikbaar zijn gesteld. Zoals u weet, zijn in de Hervormingsagenda financiële afspraken gemaakt met gemeenten voor de periode 2023 t/m 2028. In 2025 en 2028 zal een deskundigencommissie advies geven ten aanzien van de uitvoering van de maatregelen en de gepleegde inspanningen, mede in relatie tot de uitgavenontwikkeling.
46 Kamerstukken II, 2023/24, 36410 VIII, nr.21.
47 Vrijheidsbeperking in de open jeugdhulp | Publicatie | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (igj.nl)
48 Stelsel in groei | Rapport | Rijksoverheid.nl
49 Voor de invoering van de Jeugdwet in 2015 voerden gemeenten al taken uit op het gebied van het voorliggend veld jeugd. In het onderzoek zijn alleen de kosten meegenomen die gemeenten meer of minder zijn gaan maken voor het voorliggend veld sinds de Jeugdwet.