Skip to Content
📄 Bijlage 3 – Overige moties en toezeggingen

Bijlage 3 – Overige moties en toezeggingen

 


Nationale jeugdstrategie en versterking van de kinderrechten

In de Kamerbrief Maatregelen ter bevordering positie van jongeren, van 13 april 2023, is benoemd dat over het verder versterken van deze integrale samenwerking middels een nationale jeugdstrategie gesprekken worden gevoerd met onder meer de NJR.50 Daarnaast heeft uw Kamer op 1 juni 2023 middels een unaniem aangenomen motie de regering opgeroepen om tot een integrale jongvolwassenenstrategie te komen met als doel de trend van het uitgesteld leven van jongvolwassenen te keren naar een goede start waarbij we onder andere de doorgeschoten flexibele arbeidsmarkt aanpakken. Uw Kamer heeft de regering gevraagd hierover voor het einde van 2023 te informeren.51 Begin volgend jaar informeren wij u verder over deze motie in een Kamerbrief over de jeugdstrategie. De gesprekken met de NJR hebben het afgelopen jaar plaatsgevonden en hebben ertoe geleid dat de staatssecretaris voornemens is een nationale jeugdstrategie te gaan ontwikkelen. Het proces om tot een nationale jeugdstrategie te komen werkt de staatssecretaris momenteel in samenwerking met de NJR uit. De staatssecretaris van VWS verwacht uw Kamer in het voorjaar te kunnen informeren over hoe het kabinet tot een nationale jeugdstrategie wil komen. Deze strategie versterkt de positie van jongeren in Nederland en biedt jongeren de structurele mogelijkheid om hun mening te geven over zaken die hen aangaan.

Hiermee wordt ook Artikel 12, Mening van het Kind, zoals beschreven in het

Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK), verder verstevigd. Het kabinet zet zich over de volle breedte van beleid in de naleving van kinderrechten in Nederland te versterken. Wij zijn er trots op dat wij een jaarlijkse cyclus in het leven hebben geroepen om dit te realiseren. 24 oktober jl. heeft de lancering plaatsgevonden van Kinderrechten in Beweging, waarin het Kinderrechtencollectief een beleidsanalyse op basis van dataverzameling bijhoudt. In december vindt de Kinderrechtenconferentie plaats en gaan kinderen van verschillende basisscholen uit heel Nederland met elkaar in gesprek over de VN- aanbevelingen. In het voorjaar van 2024 wordt dan - tot slot - de Kinderrechtendialoog georganiseerd, waar kinderen, beleidsmakers en kinderrechtenorganisaties met elkaar verder in gesprek gaan en afspraken maken over de inzet van verschillende partijen op kinderrechten. Deze cyclus van Kinderrechten in Beweging, de Kinderrechtenconferentie en de Kinderrechtendialoog gaan we jaarlijks herhalen, zodat we stappen kunnen zetten om kinderrechten in Nederland verder te versterken.

Werk maken van de 18-/18+ aanpak

Er worden verschillende activiteiten in gang gezet om te zorgen voor een soepelere overgang van jongeren die 18 jaar worden en de jeugdhulp verlaten:

-       De overgang naar volwassenheid maakt onderdeel uit van het richtinggevend kader voor de toegang en lokale teams.

-       Het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) is dit jaar in opdracht van VWS gestart met intensieve ondersteuning in 4-6 regio’s. De ondersteuning ziet op het in kaart brengen en het creëren van een sluitend aanbod voor jongeren in kwetsbare positie op alle leefgebieden (the Big 5).52 Dit doen zij in samenwerking met de verschillende partners binnen de regio.


50 Kamerstukken II, 2022/23, 35883, nr. 2

51 Kamerstukken II, 2022/23, 29544, nr. 1181

52 De Big 5 voor een stevige basis – Stichting ExpEx


-       Recent heeft de VNG in dit kader een inspiratiegids ‘Versnellers op de Big 5’ voor een integrale aanpak 16-27 gepubliceerd. Daarnaast worden de geleerde lessen en best practices die het OZJ ophaalt breed verspreid via

o.a. webinars, de (communicatie)kanalen van de VNG waaronder het Platform Sociaal Domein, kennisinstituten, aanbieders, professionals en de website voor Jeugd & Gezin.

-       Wij zijn in gesprek over het uitvoeren van een (nader) onderzoek naar belemmeringen, praktijkvoorbeelden, het beter meenemen van wensen van jongeren, de wijze waarop een omkering van de bewijslast een rol kan spelen en de effecten daarvan. In de volgende voortgangsbrief Jeugd komen wij hierop terug.

Op deze manier geven wij invulling aan de motie van het lid Raemakers (D66) c.s. die de regering oproept – als onderdeel en uitwerking van de Hervormingsagenda – werk te maken van de 18-/18+ problematiek.53

 

Nadere regels veiligheid hulpverleners en jeugdigen in gesloten accommodaties

De motie van het lid Verkuijlen (VVD) c.s. roept de regering op nadere regels te stellen over de veiligheid van hulpverleners en jeugdigen in gesloten accommodaties.54 Deze nadere regels zijn verwerkt in het gewijzigde Besluit rechtspositie gesloten jeugdhulp dat op 1 januari 2024 van kracht wordt. Daarmee beschouwen wij deze motie als afgedaan.

Private equity partijen, excessieve winstuitkeringen en winstuitkeringen aan derden binnen de jeugdzorg

Naar aanleiding van de motie van de leden Kwint (SP) en Peters (CDA), waarin zij de regering verzoeken in het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) de noodzakelijke stappen te nemen die ervoor zorgen dat binnen de jeugdzorg private equity partijen, excessieve winstuitkeringen en winstuitkeringen aan derden tot het verleden gaan behoren, is een verdiepend onderzoek uitgezet.55 Hierin zijn de verschijningsvormen en oorzaken onderzocht van niet integere bedrijfsvoering en winstuitkeringen, incl. aan private equity investeerders bij jeugdhulpaanbieders. Het onderzoek treft u als bijlage bij deze brief aan. De resultaten van het onderzoek benutten wij bij de verdere aanpak van excessieve winsten in de jeugdzorg.

Aandacht voor de wijze waarop tariefdifferentiatie wordt bevorderd

Met hun motie verzoeken de leden Westerveld (GL) en Raemakers (D66) de regering om in de amvb ‘Reële prijzen Jeugdwet’ op te nemen dat gemeenten in hun verordening aandacht besteden aan de wijze waarop tariefdifferentiatie wordt bevorderd en het belang hiervan meer expliciet tot uitdrukking te brengen in de nota van toelichting.56 Aan deze motie is uitvoering gegeven door in de concept amvb 'Reële prijzen Jeugdwet’ op te nemen dat de gemeenteraad in zijn verordening aandacht besteedt aan de wijze waarop tariefdifferentiatie wordt bevorderd en door het belang van tariefdifferentiatie meer te benadrukken in deze toelichting. De concept amvb is voor advies aangeboden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.


53 Kamerstukken II, 2022/23, 31839, nr. 961

54 Kamerstukken II, 2022/23, 35942, nr. 27

55 Kamerstukken II, 2022/23, 31839, nr. 966

56 Kamerstuk 31 839, nr. 976


Mogelijkheden indexering pleegzorgvergoeding

De motie van het lid Raemakers (D66) c.s. verzoekt de regering te bezien hoe het mogelijk is om voortaan de indexatie van de pleegzorgvergoeding twee keer per jaar te doen en daarmee gelijk te trekken met de systematiek van de kinderbijslag.57 In de voortgangsbrief van juni jl. hebben wij uw Kamer reeds geïnformeerd dat het onwenselijk is om de systematiek van de indexatie van de pleegvergoeding naar twee keer per jaar te veranderen.58 Na een uitgebreide vergelijking met alternatieve indexatiemethodes, waaronder de tabelcorrectiefactor zoals gebruikt voor kindgebonden budget en huurtoeslag of een ander meetmoment voor het procentuele verschil consumentenprijsindex, komen wij tot de conclusie dat het wijzigen van de bestaande indexatiesystematiek geen voordeel oplevert voor pleegouders cq een betere maatstaf zou zijn. Hiermee is de motie afgedaan.

 

Evaluatie bestuurlijke akkoorden ten aanzien van pleegzorg en gezinshuizen

De leden Raemakers (D66) en Ceder (CU) verzoeken de regering in hun motie de bestuurlijke akkoorden ten aanzien van pleegzorg en gezinshuizen goed te evalueren en de uitkomsten mee te nemen in het besluit over wettelijke verankering van de duur van gezinshuizen.59 Dit onderzoek is inmiddels in uitvoering. De resultaten worden in het najaar van 2024 verwacht en zullen met uw Kamer worden gedeeld.

Oplossingsrichtingen voor de vergoeding van kinderopvang voor pleegouders

De motie van het lid Den Haan (fractie Den Haan) verzoekt de regering in overleg te gaan over mogelijke structurele oplossingsrichtingen voor de vergoeding van kinderopvang voor pleegouders.60 In afstemming met de sector hebben wij een onderzoek in voorbereiding. De resultaten verwachten wij medio 2024 en zullen deze dan met uw Kamer delen.

Versterking van pleegzorg en andere gezinsgerichte en kleinschalige oplossingen

De motie van het lid Van der Staaij (SGP) c.s. over de versterking van pleegzorg en andere gezinsgerichte en kleinschalige oplossingen meenemen bij de uitvoering van de Hervormingsagenda werken wij samen met de sector en bij de Hervormingsagenda betrokken partijen uit.61 In het derde kwartaal van 2024 zullen wij uw Kamer hierover nader informeren.

Moties en toezeggingen in het kader van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming

De passage eerder in deze brief over de voortgang van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming geeft een beeld van de lopende activiteiten om de meest passende inrichting van regionale veiligheidsteams te onderzoeken en hiermee een basis te leggen voor wetgeving waarin deze nieuwe samenwerkingsvorm zal worden verankerd. Verschillende inrichtingsvarianten zijn hiervoor in beeld waaronder een variant waarin (delen van) de organisaties in de jeugdbeschermingsketen fuseren. Hiermee is uitvoering gegeven aan de volgende moties.


57 Kamerstukken II, 2022/23, 36200-XVI, nr. 150

58 Kamerstuk 31839, nr. 964

59 Kamerstuk 35833, nr. 22

60 Kamerstuk 31839, nr. 956

61 Kamerstuk 31839, nr. 962


·         Motie van het lid Raemakers (D66) over het onderzoeken van een fusie van de Raad voor de Kinderbescherming, de Gecertificeerde Instellingen en Veilig Thuis62

·         Motie van de leden Raemakers (D66) en Peters (CDA) over wetgeving voor de vorming van regionale veiligheidsteams in de jeugdbeschermingsketen63

 

Dezelfde passage over het Toekomstscenario geeft een actueel beeld van de inzichten uit de proeftuinen en over de manier waarop de lessen breder dan alleen in die proeftuinen worden benut. De bijgevoegde halfjaarlijkse voortgangsrapportage van het programma geeft hierover nog meer gedetailleerde informatie. Hiermee wordt invulling gegeven aan de toezeggingen om de uitkomsten van de proeftuinen goed voor het voetlicht te brengen en om de Kamer periodiek te informeren over de stand van zaken van de proeftuinen.64 Deze toezeggingen hebben wij bevestigd tijdens het commissiedebat van 25 oktober jl. Toen hebben wij ook aangekondigd nader in te gaan op de toekomst van de proeftuinen. Dit is in de eerdergenoemde passage gedaan.65

Familiegroepsplan

In het debat op 25 oktober jl. is aan het lid Maeijer (PVV) toegezegd om te benoemen wat de huidige situatie is rond het instrument familiegroepsplan.66 Zoals wij in de Jeugdbrief van juni jl. hebben aangegeven, wordt dit type plan mede in beschouwing genomen bij de ontwikkeling van een gemeenschappelijk onderzoeks- en handelingskader in actielijn 2 van het Toekomstscenario.67 Dit kader is bestemd zowel voor lokale teams als voor de (professionals die deel zullen uitmaken van) regionale veiligheidsteams. In aanvulling hierop kunnen wij melden dat alle instrumenten, zoals informele steunfiguren, ook onderdeel zullen uitmaken van de ondersteuning van lokale teams onder het thema toegang van de Hervormingsagenda Jeugd.

Informatie- en rechtspositie ouders en jeugdigen in vrijwillig kader

In het commissiedebat Jeugdbescherming van 25 oktober jl. heeft de

staatssecretaris van VWS de toezegging aan de leden Verkuijlen (VVD) en Breugel (D66) gedaan om in deze brief uw Kamer te informeren over de informatie- en rechtspositie van ouders en jeugdigen in het vrijwillig kader. Aan deze toezegging geven wij hieronder invulling.

Voor het inzetten van een (jeugd)hulpverleningstraject is de geïnformeerde toestemming van de ouder(s) met gezag en/of de jeugdige vereist, tenzij het hulpverlening betreft in het gedwongen kader. Dit betekent dat zij welingelicht het besluit moeten kunnen nemen om toestemming te geven voor het inzetten van alle vormen van (jeugd)hulp, zowel ambulant als hulp met verblijf. Deze toestemming kunnen zij te allen tijde intrekken. Daarbij hoort ook dat het voor ouders en jeugdigen duidelijk is wat de vervolgstappen kunnen zijn wanneer de zorgen van een professional in het gezin onvoldoende worden weggenomen. Een vervolgstap kan zijn dat wettelijke (onderzoeks)bevoegdheden worden ingezet.


62 Kamerstukken II, 2022/23, 31839, nr. 794

63 Kamerstukken II, 2022/2023, 31 839, nr. 895

64 Toezeggingen gedaan tijdens het Debat systeem van de Jeugdbeschermingsketen d.d. 15 september 2022

65 Toezegging gedaan aan het lid Verkuijlen tijdens het Commissiedebat Jeugdbescherming

d.d. 25 oktober 2023 (TZ202311-004)

66 TZ2023211-005

67 Kamerstukken II, 2022/23, 31839, nr, 964


Als er bijvoorbeeld sprake is van (een redelijk vermoeden van) huiselijk geweld of kindermishandeling en een melding wordt gedaan bij Veilig Thuis, dan kan Veilig Thuis wettelijke (onderzoeks)bevoegdheden inzetten, ook als dit tegen de wens van de ouder(s) en jeugdige is. Of indien de ingeschakelde hulp onvoldoende is gebleken om bedreiging van de ontwikkeling bij de jeugdige weg te nemen, kan de Raad voor de Kinderbescherming worden verzocht een onderzoek uit te voeren naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel. Ook dit kan tegen de wens van de ouder(s) en/of jeugdige zijn.

Een knelpunt in de praktijk is dat ouders en jeugdigen het (jeugd)hulpverleningsproces in het vrijwillig kader niet altijd als vrijblijvende mogelijkheid ervaren en/of zij zich onder druk gezet voelen. Deze spanning speelt vooral op het snijvlak van het vrijwillig en gedwongen kader, als het de ouder(s) ondanks ingezette hulp niet lukt om een voldoende veilig opvoedklimaat te creëren en de betrokkenheid van de hulpverlener intensiveert. Bijvoorbeeld wanneer de professional bepaalde (jeugd)hulp – zoals een vrijwillige uithuisplaatsing – voorstelt zodat de gezinssituatie even tot rust kan komen, maar de ouder(s) en/of de jeugdige deze vorm van hulp niet wenst. Het is daarom van belang dat ouders en jeugdigen weten wat hun rechtspositie is. Zij hebben daarom onder andere het recht om:

-       goed te worden voorgelicht over de in te zetten (jeugd)hulp;

-       in samenspraak met de (jeugd)professional een plan van aanpak op te stellen;

-       gebruik te maken van het klachtrecht en onafhankelijke cliëntondersteuning in te schakelen.

Tegelijkertijd is er in de praktijk onder ouders en jeugdigen veel onbekendheid over hun rechtspositie, bijvoorbeeld dat zij in de eerste plaats zelf regie hebben op het (jeugd)hulpverleningsproces. Op dit moment ontbreekt het bij veel ouders en jeugdigen aan een goed overzicht van het proces, welke rechten en plichten daarin gelden en op welke onafhankelijke ondersteuning zij recht hebben.

Een goede informatievoorziening richting ouders en jeugdigen is voorwaardelijk voor het versterken van hun rechtspositie. Daarom werkt bureau VanMontfoort in samenwerking met de Universiteit Leiden in samenspraak met jeugdigen, ouders en professionals aan heldere informatievoorziening voor ouders en jeugdigen op het snijvlak van het vrijwillig en gedwongen kader. Het gaat dan om het inzichtelijk maken welke wettelijke rechten en plichten voor ouders en jeugdigen gelden, welke mogelijkheden zij hebben om te participeren in het hulpverleningsproces en welke mogelijkheden er zijn voor (onafhankelijke) ondersteuning. Daarnaast wordt de informatie- en rechtspositie van ouders en jeugdigen eveneens versterkt als een (jeugd)professional hen op een juiste wijze bejegent en hen meeneemt in het hulpverleningsproces. Ook hier zal aandacht voor zijn. Ten slotte nemen zij mee hoe recht kan worden gedaan aan de leeftijd en verschillende leefwerelden van jeugdigen, zoals toegezegd aan het lid Breugel (D66). In het voorjaar van 2024 verwachtten we de resultaten van bureau VanMontfoort en zullen deze met uw Kamer delen.

 

Versterken signaleringsfunctie en handelingsperspectief bij vermoedens seksueel geweld

In de motie van leden Van der Laan en Van der Werf van 3 april 2023 wordt de regering verzocht een voorstel te doen voor het versterken van de signaleringsfunctie van consultatiebureaus en het handelingsperspectief voor jeugdgezondheidszorg-professionals (hierna JGZ-professionals) bij vermoedens van seksueel geweld, en de Kamer daar in het najaar van 2023 over te informeren.68

Uit de Slachtoffermonitor seksueel geweld tegen kinderen 2017-2021 blijkt dat JGZ-professionals met enige regelmaat seksueel geweld bij kinderen, jongeren of hun ouders signaleren. In de praktijk worden bij de signalering en follow-up hiervan, verschillende belemmeringen ervaren. Een hoge werkdruk en wachtlijsten bij ketenpartners worden in deze ook aangegeven als belemmering om adequaat te handelen. Zo dient de jeugdarts volgens de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling (hierna: de Meldcode) bij (vermoedens van) seksueel geweld te overleggen met de vertrouwensarts van Veilig Thuis, maar vanwege een landelijk tekort van vertrouwensartsen zijn deze niet altijd beschikbaar en bereikbaar. Soms blijkt het (tijdig) overdragen van de zorg lastig voor een JGZ- professional en is het onduidelijk welke zorgpartner de regie voert. Daarnaast blijkt kennis over interventies een belemmering in de praktijk. Zo vinden JGZ- professionals het bij de niet-acute route onduidelijk óf en welk zorgaanbod moet worden ingericht. En omdat het bij jonge kinderen vaak aan concrete feiten en bevindingen ontbreekt, is het lastig de juiste wijze van handelen te vinden. Tot slot is er sprake van handelingsverlegenheid vanwege een gebrek aan vaardigheden om seksueel geweld bespreekbaar te maken en kennis over privacy kaders, en is er een scholingsbehoefte op het gebied van gespreksvaardigheden en casusoverleg.

Daarnaast blijkt uit het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd

‘Samenwerken van de jeugdgezondheidszorg van de toekomst’ dat niet elke regio iedere vorm van geweld in afhankelijkheid in elke regio goed signaleert en dat er meer eenduidigheid nodig is om geweld in afhankelijkheid beter te signaleren.

Hiervoor is een nauwere samenwerking tussen organisaties noodzakelijk.

De professionele JGZ-richtlijn kindermishandeling en de Meldcode geven richting indien een JGZ-professional een vermoeden heeft van seksueel misbruik van een kind. JGZ-organisaties voorzien in scholingen over de Meldcode en gespreksvoering en er zijn (na)scholingen omtrent gespreksvoering, kindermishandeling en privacy. Voorts organiseren JGZ-organisaties intervisiebijeenkomsten waarin professionals met elkaar situaties kunnen bespreken en van elkaar kunnen leren. Daarnaast hebben JGZ-organisaties een aandachtsfunctionaris kindermishandeling. De aandachtsfunctionaris is aanspreekpunt voor de professionals uit de organisatie en kan helpen met specifieke casussen, zoals vermoedens van seksueel geweld. Het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid onderhoudt contacten met een landelijk dekkend netwerk van Aandachtsfunctionarissen Kindermishandeling in de JGZ, onder andere door het twee keer per jaar organiseren van intervisie/nascholings- bijeenkomsten.

Omdat uit de monitor blijkt dat er meer behoefte is aan scholing zal de staatssecretaris van VWS het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid vragen de JGZ-organisaties op de hoogte te stellen van deze behoefte en waar nodig reeds bestaande scholingen meer onder de aandacht te brengen van JGZ-organisaties en professionals.

Voorts is gebleken dat de samenwerking tussen de JGZ-organisaties en Veilig Thuis op veel plekken aandacht behoeft. Voor een volgende bijeenkomst van Aandachtsfunctionarissen is het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid voornemens om in samenwerking met het Landelijk Netwerk Veilig Thuis aandacht te besteden aan dit thema en gezamenlijk te verkennen waar verbetermogelijkheden liggen.


68 Kamerstukken II, 2022/23, 36234, nr. 9

De oplossing voor betere samenwerking en doorstroming in de keten, is breder. Zo is binnen de Hervormingsagenda Jeugd aandacht voor hoe JGZ-professionals beter kunnen worden ingezet bij preventie interventies en signalering en wordt gewerkt aan betere beschikbaarheid van vertrouwensartsen.

 

Rol handreiking van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) landelijk tarief en bekostiging jeugdbescherming en jeugdreclassering

Het lid Kwint (SP) heeft gevraagd welke rol de ACM heeft gespeeld bij de totstandkoming van de ‘Handreiking landelijk tarief en bekostiging jeugdbescherming en jeugdreclassering’ en de bestuurlijke afspraken die het Rijk daarover heeft gemaakt met de VNG. Hierover kunnen wij het volgende melden.69

 

Er is op dit moment geen wettelijke bevoegdheid om tarieven vast te stellen, terwijl het hanteren van landelijke tarieven inmiddels wel wenselijk wordt geacht. Daarom hebben we gezocht naar een mogelijkheid om landelijke tarieven bij convenant af te spreken tussen Rijk, gemeenten en GI’s.

Tijdens de voorbereidingen voor een mogelijk convenant is contact gezocht met de ACM, met de vraag of dit instrument verenigbaar is met het mededingingsrecht. De ACM heeft daarop de zienswijze afgegeven dat naar haar oordeel GI’s activiteiten ontplooien die in concurrentie zouden kunnen worden aangeboden. Daarmee kwalificeren GI’s zich volgens de ACM als ondernemingen in de zin van de Mededingingswet. Volgens artikel 6 van de Mededingingswet mogen ondernemingen geen afspraken maken waarmee zij hun onderlinge concurrentiemogelijkheden op het gebied van prijsstelling beperken. GI’s kunnen dus geen partij zijn bij een convenant dat een landelijk tarief tot stand brengt.

Onder meer om deze reden hebben we ervoor gekozen om in plaats van een convenant een Handreiking landelijk tarief vast te stellen, die zich richt tot gemeenten.

Hierop terugkijkend heeft de ACM ons duidelijk aangegeven wat de grenzen van het mededingingsrecht zijn voor een niet-wettelijke voorziening voor landelijke tarieven. De zienswijze van de ACM heeft geen inhoudelijke invloed gehad op het landelijk tarief, alleen op de vormgeving daarvan in de vorm van een handreiking. Zoals in de motie Westerveld gevraagd - en door ons ook vermeld in de bestuurlijke afspraken - treffen wij voorbereidingen voor een wettelijke bevoegdheid voor een landelijk gereguleerd tarief voor jeugdbescherming en jeugdreclassering.70 Dat stelt de verbindendheid van een dergelijk tarief zeker en lost de spanning met de Mededingingswet op.

Subsidieregeling Erkenning van eerder Verworven Competenties Jeugd- en gezinsprofessional 

De subsidieregeling Erkenning van eerder Verworven Competenties (EVC) Jeugd- en gezinsprofessional, die in de zomer van 2020 in werking trad, is per 1 augustus 2023 afgerond. De regeling had als doel om professionals die niet op minimaal hbo-niveau zijn geschoold, maar wel werkzaamheden verrichtten in een hbo-functie, tegemoet te komen in de kosten van hun EVC-traject. Via een EVC-procedure was herregistratie in het kwaliteitsregister Jeugd mogelijk. In totaal is er 219.150 euro aan subsidie


69 TZ202311-001

70 Kamerstukken II, 2022/23, 31 839, nr. 977


verstrekt en daarmee zijn in totaal 487 EVC-trajecten gefinancierd. Door de regeling konden deze 487 jeugdprofessionals zich herregistreren in het Kwaliteitsregister Jeugd, om als geregistreerd professional blijvend in de jeugdhulp te werken.

Online platform mentale gezondheid

Tijdens het Wetgevingsoverleg van 21 november 2022 hebben de leden Raemakers, Richardson en Koekoek de regering verzocht om een verkenning te doen naar de mogelijkheid om een online platform (door) te ontwikkelen, van waaruit een jongere doorverwezen kan worden naar de juiste hulporganisatie of informatie kan krijgen over (mentale) gezondheid, en dit platform structureel ingebed kan worden.71

Acht partijen die zich richten op het versterken van de mentale gezondheid van jongeren hebben een voorstel gedaan hoe een dergelijk platform gerealiseerd kan worden. Dit platform zou de volgende functionaliteiten kunnen bevatten:

-       een (anoniem) luisterend oor middels telefonie en chat;

-       een kennisbank over mentale gezondheid;

-       doorverwijsmogelijkheden naar andere hulporganisaties;

-       peer-to-peer contact.

Aangezien er reeds meerdere initiatieven bestaan voor jongeren om laagdrempelig (online) hulp voor mentale gezondheid te krijgen, wordt momenteel een verkennend onderzoek uitgevoerd naar hoe het voorstel van de acht partijen zich verhoudt tot reeds bestaande initiatieven die zich richten op mentale gezondheid van jongeren. Dit onderzoek bevindt zich momenteel in de afrondende fase. Begin 2024 besluit de staatssecretaris van VWS of en op welke manier dit platform gerealiseerd gaat worden.

Handvatten voor ontwikkeling van tarieven

Tijdens het Commissiedebat over de voorhang ontwerpbesluit reële prijzen jeugdwet heeft het lid Raemakers (D66) met zijn motie de regering verzocht om het kennis- en informatiepunt van de Jeugdautoriteit te vragen om in beeld te brengen welke handvatten nodig zijn voor de ontwikkeling van tarieven.72 Op dit moment zijn wij hierover in gesprek met de Jeugdautoriteit. Wij zullen uw Kamer voor de zomer van 2024 nader informeren over de opvolging.

Werken in loondienst aantrekkelijker maken en oneigenlijk zzp-schap terugdringen

De motie van het lid Mohandis (PvdA) c.s. verzoekt de regering om samen met jeugdzorgaanbieders en betrokken stakeholders concreet actie te ondernemen om het werken in loondienst aantrekkelijker te maken en oneigenlijk zzp-schap terug te dringen.73

De balans tussen personeel in vaste loondienst en flexpersoneel is op dit moment onvoldoende. Binnen het programma ‘Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn’ (hierna: TAZ) zijn verschillende acties in gang gezet om de balans te herstellen tussen medewerkers in loondienst en flexibele medewerkers. De acties zijn gericht op het terugdringen van schijnzelfstandigheid en een bewustwording rondom de gevolgen van de keuze voor zzp-schap. Met de acties rondom schijnzelfstandigheid en de bewustwordingscampagne wordt beoogd werkgevers en werkenden meer inzicht te geven in de diverse wettelijke verplichtingen met bijbehorende (financiële) verantwoordelijkheden en de gevolgen voor personeel en organisatie, waarna zij beter in staat zijn om in gesprek tot de juiste inrichting van


71 Kamerstuk 36200-XVI-134

72 Kamerstukken II, 2023/34, 31839, nr. 980

73 Kamerstukken II, 2022/23, 31839, nr. 952


de arbeidsrelatie te komen. Regelmatig huren werkgevers personeel in via een bemiddelingsbureau, waardoor ook voor deze partijen een belangrijke rol is weggelegd in de keuze voor de juiste arbeidsrelatie. Een gedragscode die intermediairs daarin sturing geeft, is wat ons betreft doeltreffend voor een meer evenwichtige arbeidsmarkt in de zorg. De minister voor Langdurige Zorg en Sport is daarom met koepels van bemiddelings- en uitzendbureaus in gesprek over hoe zij deze gedragscode zelf kunnen inrichten.

Daarnaast is goed werkgeverschap essentieel om personeel in loondienst te behouden. Uit onderzoek blijkt dat de reden voor vertrek van professionals veelal ligt in de wens naar meer professionele autonomie, zeggenschap en ontwikkelmogelijkheden. Dit zijn opgaven primair voor werkgevers in het kader van goed werkgeverschap.

In het Integraal Zorgakkoord is de opgave opgenomen dat regionale werkgeversorganisaties, zorginkopers en VWS actief inzetten op regionaal werkgeverschap (flexibele schil in loondienst) en een moderner arbeidscontract dat werknemers meer mogelijkheden biedt om meer regie te voeren over vormgeving van werk en werktijden om zo het werken in loondienst aantrekkelijker te maken.