2024-02 De Paradox van kortere doorlooptijden en efficiëntie in de Jeugdhulp
In de ambitie om de jeugdhulp te verbeteren, richten we ons uiteraard op het verhogen van de efficiëntie en effectiviteit, door onder andere het verkorten van doorlooptijden waar dat kan, en het verhogen van de kwaliteit van de hulpverlening. Deze inspanningen zijn essentieel voor het bieden van tijdige en effectieve ondersteuning aan jongeren, die de hulp hard nodig hebben. Echter, een complexe paradox doemt op wanneer deze verbeteringen niet tegelijk gepaard gaan met een vraagbeheersing en aanpassingen in de capaciteit van aanbieders. Dit artikel duikt dieper in de onbedoelde gevolgen van de (gedeeltelijke) verbeteringen van het jeugdstelsel.
De Intentie
De Hervormingsagenda jeugd heeft tot doel de jeugdhulp te transformeren door de instroom te beperken, de kwaliteit van hulp te verhogen en de uitstroom te vergroten door onder andere de doorlooptijden te verkorten. Het idee is dat door de inzet van aantoonbaar effectieve hulp en een vergroting van de efficiency van het stelsel, jongeren sneller de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben, met langdurige positieve effecten. Op het eerste gezicht lijkt dit een win-win: snellere hulp voor de jongeren en een efficiënter gebruik van middelen.
Onvoorziene Wending
Halverwege deze reis naar verbetering stuiten we mogelijk op een onverwachte wending. Als het lukt om de uitstroom te vergroten en de terugval te beperken ontstaat, bij een gelijkblijvende capaciteit en vraag, potentieel 'onderbezetting' binnen de jeugdhulpinstellingen. Dit lijkt op het eerste gezicht een teken van succes: we hebben de capaciteit om meer jongeren te helpen. Toch schuilt hierin een subtiele valkuil. De beschikbaarheid van vrije capaciteit kan een aanzuigende werking hebben en de financiële druk bij aanbieders noopt tot extra instroom om verliezen te voorkomen. Hierdoor neemt de vraag naar jeugdhulp mogelijk (indirect) weer toe. Het indirecte effect is dat we meer (in plaats van minder) jeugdigen in de gespecialiseerde 2de-lijns jeugdhulp krijgen en de kosten blijven stijgen.
De Onbedoelde Effecten: Aanzuigende Werking en Continuïteit van de aanbieders
De toename in vraag, gedreven door de perceptie van beschikbaarheid, kan leiden tot een stijging in het gebruik en de kosten van jeugdhulp - een resultaat dat haaks staat op de doelstellingen. Er is ook nog een tweede effect in deze paradox: de noodzaak voor aanbieders om de continuïteit van de organisatie te borgen en de zorgplicht naar medewerkers in te vullen. Onderbezetting brengt aanzienlijke kosten met zich mee voor de aanbieders. Om de financiële druk van onderbezetting te beheersen, worden aanbieders gedwongen om meer cliënten te werven of de capaciteit tijdig te verminderen. De eerste oplossingsrichting verhoogt de vraag en kosten van de jeugdhulp en de tweede leidt tot krimp in personeel en werkgelegenheid en doet op termijn gebruik en de kosten van het stelsel dalen. Aanbieders gaan echter niet krimpen als ze strategisch niet overtuigd zijn van een structurele daling van de vraag. Personeel laten gaan kan ten eerste niet zomaar en personeel werven als de vraag weer stijgt, is zeer tijd- en kostenintensief. De aanzuigende werking is daarom het meest logisch en automatisch als niet actief wordt gestuurd op krimp van de capaciteit. Efficiencyverbetering in het jeugdstelsel leidt daarom in beginsel tot vraagvergroting als niet actief op de capaciteitskrimp wordt of kan worden gestuurd.
Effect van de financieringsvorm op kort en langere termijn
Indien aanbieders worden gefinancierd vanuit een vorm van capaciteitsfinanciering of populatiebekostiging wordt de onderbezetting indirect en op kortere termijn 'gedekt' door de gemeenten en het rijk en ontstaat er geen directe noodzaak voor de aanbieders bezettingsmaatregelen te treffen (sanering van capaciteit). De stelselkosten zullen dan ook niet direct dalen. De prestatiegerichte bekostiging leidt daarentegen direct tot dalende opbrengsten en zal bij de aanbieders een impuls geven de vrije capaciteit te vullen met nieuwe vraag. Indien deze er niet is, zal er een sanering van capaciteit nodig zijn. Verschillende vormen van financiering geven specifieke reacties op de impuls aan het stelsel om doorlooptijden te verkorten en de kwaliteit te verhogen. Beide bewegingen leiden op langere termijn niet tot een daling van gebruik en kosten als niet gericht op capaciteitssanering wordt gestuurd. Efficiencyverbetering leidt direct of indirect tot een stijging van de kosten en het gebruik, als de vraag naar jeugdhulp aan de voorkant niet wordt omgebogen en de capaciteit van het stelsel niet wordt gesaneerd.
Navigeren door de Paradox
De toename van efficiency, door onder andere kortere doorlooptijden en effectieve hulp, zal direct of indirect leiden tot meer gebruik van jeugdhulp, omdat de aanbieders meer capaciteit beschikbaar hebben en betaalde hulp moeten leveren om de (personeels)kosten te blijven dekken. Alleen als de capaciteit van de aanbieders wordt afgebouwd, zullen op langere termijn het gebruik en de kosten van het stelsel dalen. Dit kan alleen worden bereikt als de vraag naar jeugdhulp afneemt en tegelijk de capaciteit van aanbieders wordt afgebouwd. De uiteindelijke uitdaging is dus het verminderen van de vraag. Alleen dan zal op langere termijn een duurzaam en financieel betaalbaar stelsel kunnen ontstaan.
Conclusie
Verbetering van de doorstroom en uitstroom zonder beheersing van de instroom en reductie van de capaciteit zal naar verwachting het gebruik en de kosten van jeugdhulp niet laten dalen. Het saneren van de capaciteit, als de vraag niet afneemt, leidt tot grotere wachtlijsten en toenemende druk op de jeugdhulp.
De paradox van efficiëntie en continuïteit van aanbieders, waarbij verbeteringen onbedoeld de vraag zullen stimuleren of de druk op het stelsel doen laten stijgen, herinnert ons aan de complexiteit van het systeem waarin we opereren. Door een evenwichtige en doordachte aanpak te hanteren, kunnen we mogelijk om de valkuilen navigeren en een jeugdhulpsysteem bouwen dat zowel effectief als duurzaam is. Het reduceren van de vraag en dient simultaan te gaan met het afbouwen van de capaciteit van aanbieders is daarbij essentieel.
Terug naar inhoudsopgave kennisbase