Skip to Content

De paradox van efficiency- en kwaliteitsverbetering

Een delicate balans en zorgvuldige afstemming van vraag en aanbod.


In de jeugdhulp streven we naar verbetering: snellere hulp en betere kwaliteit. Dit is cruciaal om jongeren op tijd te ondersteunen. Maar wat als deze verbeteringen niet samengaan met een goede vraagbeheersing en aanpassingen bij van de capaciteit van aanbieders? Dit artikel belicht onbedoelde gevolgen, die kunnen optreden bij deze gedeeltelijke verbeteringen.


Goede Bedoelingen


De Hervormingsagenda jeugd wil de jeugdhulp transformeren: minder instroom, betere kwaliteit, en snellere uitstroom door kortere doorlooptijden. Het doel is dat jongeren sneller de hulp krijgen als ze die nodig hebben, wat op lange termijn positief moet uitpakken. Het lijkt een ideale situatie: snelle hulp en efficiënt gebruik van middelen.


Een Onverwachte Wending


Stel dat we er in slagen de uitstroom te vergroten en de terugval te beperken, dan zal er bij gelijkblijvende capaciteit van aanbieders 'onderbezetting' ontstaan bij de jeugdhulpinstellingen. Dit lijkt positief, maar kan juist leiden tot een stimulans van de vraag, omdat aanbieders financiële verliezen willen voorkomen.


De Onbedoelde Effecten


Deze stimulans van de vraag kan het gebruik van jeugdhulp doen laten stijgen in plaats van te laten dalen, wat tegenstrijdig is met de doelstellingen. Aanbieders moeten immers hun continuïteit waarborgen en hebben een zorgplicht voor hun medewerkers. Onderbezetting kan leiden tot financiële druk, waardoor aanbieders meer cliënten moeten werven of de capaciteit moeten verminderen. Het afbouwen van de capaciteit zal leiden tot een krimp in personeel en werkgelegenheid, wat op termijn de kosten zou moeten verlagen. Maar aanbieders zullen niet snel krimpen als ze niet overtuigd zijn van een structurele vraagdaling.


De Invloed van Financiering


De manier waarop aanbieders gefinancierd worden, heeft ook invloed. Bij capaciteitsfinanciering of populatiebekostiging worden de kosten van onderbezetting tijdelijk indirect gedekt door gemeenten en het rijk, waardoor er geen directe noodzaak is voor aanbieders om capaciteit te saneren. Prestatiegerichte bekostiging daarentegen leidt onmiddellijk tot dalende opbrengsten als de vraag afneemt en dwingt aanbieders om de vrije capaciteit anders in te vullen of om deze te saneren.


Navigeren door de Paradox


Efficiëntieverbeteringen kunnen direct of indirect tot meer gebruik van jeugdhulp leiden, omdat aanbieders hun capaciteit moeten benutten om de kosten te dekken. Alleen als de capaciteit wordt afgebouwd, zullen op lange termijn het gebruik en de kosten dalen. Dit vereist een afname van de vraag en een gelijktijdige afbouw van de capaciteit van aanbieders.


Conclusie


Verbeteringen in doorstroom en uitstroom zonder beheersing van de vraag en sanering van de capaciteit zullen waarschijnlijk niet leiden tot een daling van het gebruik en de kosten van jeugdhulp.


De paradox van efficiëntie en continuïteit van aanbieders toont de complexiteit van het systeem. Een evenwichtige aanpak is nodig om valkuilen te vermijden en een duurzaam jeugdhulpsysteem te verkrijgen. Het verminderen van de vraag moet hand in hand gaan met het afbouwen van de capaciteit van aanbieders.

In ons volgend artikel 'Visie op werkgelegenheid en de Hervormingsagenda Jeugd' gaan we dieper in de haalbaarheid van een capaciteitsreductie en de werkgelegenheid in de jeugdhulpsector.

Adaptieve sturingsaanpak in het Sociaal domein